5.6
CV-circuitaansluitingen installeren
1.
Installeer de vulinrichting aan de CV-retourleiding van
het product met de meegeleverde afdichting.
2
2.
Installeer de aanvoer (1) en de retour (2) van het CV-
circuit volgens de normen.
Aansluitingssymbolen (→ Pagina 21)
5.7
Afvoer aan de veiligheidsklep installeren
1.
Monteer een afvoerslang (1) op het overstortventiel.
2.
Installeer de slang van het overstortventiel in een vorst-
vrije omgeving en laat deze in een open afvoer inkijk-
baar eindigen.
3.
Waarborg, dat door lekkend water personen of elektro-
nische componenten geen gevaar kunnen lopen.
4.
Waarborg, dat de afvoerslang vorstveilig en onder vol-
doende afschot is geïnstalleerd.
0020276048_03 Hydraulisch station Installatie- en onderhoudshandleiding
6
Elektrische installatie
6.1
Elektrische installatie voorbereiden
Gevaar!
Levensgevaar door elektrische schok bij
ondeskundige elektrische aansluiting!
Een ondeskundige elektrische installatie
kan het veilige gebruik van het product be-
ïnvloeden en tot lichamelijk letsel en materi-
ële schade leiden.
▶
1.
Let op de technische aansluitvoorwaarden voor de aan-
sluiting op het laagspanningsnet van de energieleveran-
cier.
2.
Bepaal via het typeplaatje of het product een elektri-
sche aansluiting 1~/230V of 3~/400V nodig heeft.
3.
Het product is af fabriek voor aansluiting 1~/230V voor-
geconfigureerd.
4.
Bepaal of de stroomvoorziening voor het product met
een enkeltariefteller of met een dubbeltariefteller moet
worden uitgevoerd.
5.
Waarborg, dat de nominale spanning van het 1-fasige
net 230 V (+10%/-15%) en het 3-fasige net 400 V
1
(+10%/-15%) is.
6.
Sluit het product via een vaste aansluiting en een schei-
dingsinrichting met minstens 3 mm contactopening
(bijv. zekeringen of vermogensschakelaar) aan.
7.
Bepaal via het typeplaatje de ontwerpstroom van het
product. Leid daarvan de passende leidingdoorsnedes
voor de elektrische leidingen af. Voor de eisen aan de
kabels zie uit (→ Pagina 29) tot (→ Pagina 30).
8.
Houd in elk geval rekening met de installatievoorwaar-
den bij de klant.
9.
Zorg ervoor dat de nominale spanning van het elektrici-
teitsnet overeenkomt met die van de bekabeling van de
hoofdstroomvoorziening van het product.
10. Zorg ervoor dat de toegang tot de netaansluiting altijd
gegarandeerd is en niet afgedekt is.
11. Indien de plaatselijke netbeheerder voorschrijft dat de
warmtepomp via een blokkeersignaal moet worden
bestuurd, dan monteert u een overeenkomstige, door
de netbeheerder voorgeschreven contactschakelaar.
1
6.2
Vereisten aan de netspanningskwaliteit
Voor de netspanning van het eenfasige 230V-net moet een
tolerantie van +10% tot -15% aanwezig zijn.
Voor de netspanning van het driefasige 400V-net moet een
tolerantie van +10% tot -15% aanwezig zijn. Voor het span-
ningsverschil tussen de afzonderlijke fasen moet een tole-
rantie +-2% aanwezig zijn.
Elektrische installatie 6
Voer de elektrische installatie alleen uit
als u een opgeleide installateur bent en
voor dit werk gekwalificeerd bent.
27