INSTALLATIE- EN PROGRAMMEERHANDLEIDING
5. PROGRAMMA BESCHRIJVING
[406] Aantal rings voor antwoorden
De waarde in deze parameter bepaald na hoeveel rings het paneel zal opnemen om een DLS sesie te starten.
Geldige waarden zijn [000] – [020], Standaard = 000.
OPMERKING: indien parameter [401] optie [1] actief is en paramater [406] is geactiveerd, zullen beide
werken afhankelijk van het inbellen.
[499] Initalisatie PC-link verbinding
De installateur kan een PC-link sessie tussen paneel en download computer op de volgende manier initieren.
[Installateur code] [499] [Installateur code] [499].
Om een PC-link verbinding tot stand te brengen dient de PC-link kabel verbonden te zijn, tevens dient de DLS
software ingesteld te zijn om een paneel via PC-link te ontvangen
OPMERKING: Een PC-link verbinding kan niet tot stand komen wanneer het paneel bezig is een
melding te verturen naar de PAC
5.8 PGM UITGANG PROGRAMMERING
[501] – [515] PGM kenmerken
Voor elke programmeerbare uitgang moeten tevens kenmerken worden geprogrammeerd.
PGM optie [09] „Systeemstoring" en [10] „Systeemgebeurtenis" hebben hun eigen specifieke kenmerken.
Door het wijzigen van PGM uitgangsopties gaan de PGM kenmerken terug naar de fabriekinstellingen.
Zie de Programmabladen voor een lijst met standaard instellingen van elke PGM uitgang.
Er dient rekening gehouden te worden met de normale en actieve status van een uitgang om er zeker van te
zijn dat een uitgang geen ongewenste status aanneemt na een spanningsuitval.
De instellingen voor kenmerk [1], [2] en [5] moeten gelijk zijn, als u meerdere uitgangen met een gelijk type
programmeert (b.v. PGM1 en PGM2 zijn allebei geprogrammeerd als [19] Bevel uitgang #1, in dit geval
moeten kenmerken [1], [2] en [5] hetzelfde geprogrammeerd worden). Dit geldt niet voor uitgangen
geprogrammeerd als [09] en [10].
OPMERKING: Kenmerk [3] moet AAN zijn (standaard) voor de PGM uitgangsopties [16].
PGM's toekennen aan blokken
Standaard zijn alle PGM's toegewezen aan blok 1, indien een PGM voor ander blokken moet functioneren
dient het betreffende blok te worden geactiveerd voor de PGM
Hieronder vindt u een omschrijving van de beschikbare kenmerken.
PGM blok toekenning ....................................................................... Parameter [551]-[564]
PGM Uitgang timer ........................................................................... Parameter [170]
[501] – [515] PGM kenmerken
PGM uitgang opties [01], [03], [04], [05] – [08] en [17] – [18]
1
Niet gebruikt
2
Niet gebruikt
3
Uitgang niveau
PGM uitgang opties [03], [19] – [22]
4
Uitgang optie
PGM uitgang opties [19] – [22]
4
Toegangscode optie
Opmerking: voor een correct functioneren moet deze optie uit
staan.
Opmerking: voor een correct functioneren moet deze optie uit
staan.
Aan
De uitgang zal actief worden na aansturen door gebeurtenis.
Uit
De uitgang zal deactieveren indien aangestuurd.
Aan
Uitgang pulserend: De uitgang zal actief blijven gedurende de
PGM uitgang timer [164].
Uit
Uitgang AAN/UIT: De uitgang zal afwisselen Aan / uitschakelen
waneer het betreffende commando *7 wordt gebruikt.
Aan
Toegangscode vereist voor activering.
Uit
Geen toegangscode nodig voor activering.
Centraal Controle Paneel
PC1616-PC1864