Inhoudsopgave
Advertenties
Probleem
Oorzaak
1. Te hoge zuighoogte, NPSH-toevoer te
laag.
2. Lucht in de zuigleiding of de pomp.
3. Tegendruk lager dan vermeld.
4. De waaier is uit balans.
5. Inwendige onderdelen zijn versleten.
6. De pomp is getordeerd (wat contactgeluid
veroorzaakt). Controleer op beschadigin-
De pomp geeft te
gen.
veel lawaai. De
pomp draait onge-
7. Defecte lagers.
lijkmatig en trilt.
8. Onvoldoende, te veel of verkeerd smeer-
middel in de lagers.
9. De koelventilator van de motor is defect.
10. De tandkrans van de koppeling (kracht-
overbrenging) is defect.
11. Vreemd materiaal in de pomp.
12. Pijp bevestiging of installatie stands zijn
te instabiel.
1. Pomp is getordeerd (en dit veroorzaakt
lekken bij het pomphuis of bij de aanslui-
tingen).
2. Afdichtingen van het huis en bij de aan-
sluitingen zijn defect.
Lekkage bij het
3. Draaiende mechanische afdichting is ver-
pomphuis, bij de
ontreinigd of zit vast.
aansluitingen, bij de
4. Draaiende mechanische afdichting is ver-
mechanische afdich-
sleten.
ting of bij de stop-
5. De vulringen van de pakkingbus zijn ver-
buspakking.
sleten.
6. Het oppervlak van de as of de veiligheids-
asbus is versleten.
7. Elastomeer ongeschikt voor verpompte
vloeistof.
1. Lucht in de zuigleiding of de pomp.
2. Onvoldoende, te veel of verkeerd smeer-
middel in de lagers.
3. De pomp en het lagerhuis zijn getordeerd.
Niet-toelaatbare
temperatuurverho-
4. Axiale druk te hoog.
ging bij de pomp,
5. Stroomonderbreker voor motorbeveiliging
het lagerhuis of de
is defect of niet correct afgesteld.
motor.
6. Veiligheidsventiel is gesloten.
1. Is niet van toepassing op zelfaanzuigende pompen.
2. Van toepassing op uitvoeringen met CN voetplaat en Adapta
6.7 Afvalverwijdering
Dit product of delen ervan dienen te worden afgevoerd op een
milieuverantwoorde wijze:
1. Maak gebruik van de plaatselijke reinigingsdienst.
2. Als dit niet mogelijk is, neem dan contact op met de dichtstbij-
zijnde vestiging van GEA Hilge.
Oplossing
1. Verhoog het vloeistofniveau aan de zuigzijde. Open de afsluit-
klep in de zuigleiding volledig.
1
2. Ontlucht de zuigleiding of de pomp en vul deze bij.
3. Stel het werkpunt in conform het gegevensblad.
4. Reinig en inspecteer de waaier, en balanceer deze opnieuw.
5. Vervang de onderdelen.
6. Installeer de pomp zodanig dat deze niet onder spanning staat.
Ondersteun de leidingen op vaste punten.
7. Vervang de lagers.
8. Pas de hoeveelheid smeermiddel aan of gebruik een ander
type smeermiddel.
9. Vervang de koelventilator van de motor.
10. Vervang de tandkrans van de koppeling. Lijn de koppeling
opnieuw uit.
2
11. Open de pomp en reinig deze (installeer zo nodig een zeef aan
de voorzijde van zelfaanzuigende pompen).
12. Controleer buis bevestiging en installatie stands en versterken.
1. Installeer de pomp zodanig dat deze niet onder spanning staat.
Ondersteun de leidingen op vaste punten.
2. Vervang de afdichtingen van het huis of van de aansluitingen.
3. Inspecteer en reinig de draaiende mechanische afdichting.
4. Vervang de mechanische afdichting.
5. Maak de vulringen van de pakkingbus vast, voeg meer vulrin-
gen of vervang de vulringen.
6. Vervang de as of de veiligheids-asbus. Verpak de stopbuspak-
king opnieuw.
7. Gebruik een elastomeer dat geschikt is voor de verpompte
vloeistof en de temperatuur.
1
1. Ontlucht de zuigleiding of de pomp en vul deze bij.
2. Pas de hoeveelheid smeermiddel aan of gebruik een ander
type smeermiddel.
3. Installeer de pomp zodanig dat deze niet onder spanning staat.
Ondersteun de leidingen op vaste punten. Controleer de uitlij-
1
ning van de koppeling.
4. Inspecteer de ontluchtingsopeningen van de waaier en de
sleufringen bij de inlaat.
5. Controleer de afstelling. Vervang de stroomonderbreker voor
motorbeveiliging zo nodig.
6. Open het veiligheidsventiel.
®
.
39
Advertenties
Inhoudsopgave
