[Grijswaardeconversie]
Geef de conversiemethode op voor het afdrukken van kleurgegevens in zwart-wit. Voor meer informatie over
de instellingen raadpleegt u het volgende:
[Grijswaardeconversie](P. 370)
[Afdrukkwaliteit]
Pas de afdrukkwaliteit aan, zoals de dichtheid en resolutie, aan de hand van het document en doel van het
afdrukken.
[Densiteit]
Pas de tonerdichtheid aan voor elke kleur tijdens het afdrukken.
Voor een nauwkeuriger instelling kunt u voor elke kleur het niveau aanpassen in [Densiteit (fijnaanpassing)].
* Als [Tonerbesparing] is ingesteld op [Aan], kunt u de tonerdichtheid niet aanpassen.
[Tonervolumecorrectie]
Past het tonervolume voor gegevens zoals tekst en lijnen aan om de grenswaarde van het apparaat niet te
overschrijden. Voor meer informatie over de instellingen raadpleegt u het volgende:
[Tonervolumecorrectie](P. 345)
[Tonerbesparing]
Geef op of er moet worden afgedrukt onder besparing op toner.
Om af te drukken na het controleren van de indeling en uitstraling (bijvoorbeeld voordat u een grote taak
afdrukt), selecteert u [Aan].
[Gradatie]
Geef de verwerkingsmethode op voor het reproduceren van gradaties.
Als u [Hoog 2] selecteert, wordt met een fijnere gradatie afgedrukt dan bij [Hoog 1].
* Deze instelling is uitsluitend beschikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [600 dpi].
[Fijnaanpassing densiteit]
Past de dichtheid van fijne lijnen en kleine tekst aan. Past de dichtheid aan als fijne lijnen of kleine tekst
vervagen, voor duidelijker drukwerk.
* De dichtheid instellen heeft ook invloed op de kleurbalans en andere objecten dan lijnen of tekst.
* Deze instelling is uitsluitend beschikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [1200 dpi].
[Resolutie]
Geef de afdrukresolutie op voor het verwerken van de afdrukgegevens.
Om met een hogere resolutie af te drukken, geeft u in deze instelling [1200 dpi] op.
[Speciale gladmaakmodus]
Geef de modus op om gegevens af te drukken met een vloeiende afwerking. Voor meer informatie over de
instellingen raadpleegt u het volgende:
[Speciale gladmaakmodus](P. 346)
[Lijnverwerking]
Geef de verwerkingsmethode op voor het reproduceren van lijnen. Voor meer informatie over de instellingen
raadpleegt u het volgende:
[Lijnverwerking](P. 347)
[Breedteaanpassing]
Geef op of het afdrukken van tekst en fijne lijnen moet worden aangepast opdat ze vetter uitkomen.
Als u in deze instelling [Aan] opgeeft, selecteer dan wat moet worden aangepast.
* Als u [Aan] selecteert, kan de afdruksnelheid afnemen of kan de beeldkwaliteit veranderen.
[Geavanceerd gladmaken]
Geef verwerking op die vloeiender afgedrukte contouren voor tekst en grafische weergaven (in een
toepassing gemaakte afbeeldingen) produceert. Voor meer informatie over de instellingen raadpleegt u het
volgende:
[Geavanceerd gladmaken](P. 347)
[Vloeiender gradaties]
Afdrukken
174