Doseerpompen voor de systemen OCD-164-220D t/m
OCD-164-2000D
1. De kalibratie wordt uitgevoerd met kalibratiecilinders.
2. Vul beide kalibratiecilinders met water tot aan een bepaalde
markering.
3. Plaats de zuigleidingen in de kalibratiecilinders.
4. Gebruik een stopwatch om de tijd te bepalen die nodig is om
een bepaalde hoeveelheid vloeistof te doseren.
5. Verwijder de zuigleidingen uit de kalibratiecilinders, lees de
nieuwe waarde af, en bereken de doseercapaciteit.
6. Als het gekalibreerde doseervolume afwijkt van de beoogde
waarde (tabel), dan wordt de doseercapaciteit met de slag-
verstelknop (op de doseerpomp) gecorrigeerd en nogmaals
gecontroleerd. Zie de tabel in paragraaf
verbruiksgegevens
voor componentverbruik.
7. Gebruik bij een afwijking van de pomp de slagverstelknop om
deze opnieuw bij te regelen en opnieuw te kalibreren.
Als meerdere kalibratiepogingen zijn uitgevoerd, zorg er dan voor
dat de zuigleidingen niet met lucht worden gevuld. Ontlucht de
pomp eventueel opnieuw.
Zie de tabel in paragraaf
2.1.1 Capaciteit en verbruiksgegevens
voor componentverbruik.
7.6 Instellen van de doseercontrollers
De doseercontrollers kunnen worden ingesteld tijdens de opstart-
modus. Zie de tabel in paragraaf
gevens
voor componentverbruik.
Afb. 23 Doseercontroller
Pos. Omschrijving
1
Klemschroef
2
Stelschroef
3
Sensor
De doseercontrollers zijn correct ingesteld als de LEDs in de
flowchart van de regelaar regelmatig knipperen, zie paragraaf
6.2 Bedienings- en
display-elementen, items 1 en 4.
Als de LEDs uit zijn, dan zijn de doseercontrollers te hoog inge-
steld. Als de LEDs zeer snel knipperen (of constant aan zijn), dan
zijn de doseercontrollers te laag ingesteld.
Instelling
1. Draai de klemschroef (1) los.
2. Stel de sensor opnieuw in met de stelschroef (2).
3. Als de LED uit is, dan is de sensor te hoog ingesteld.
4. Stel de sensor vanaf boven in tot aan het juiste werkpunt, tot
de LED regelmatig knippert.
5. Stel de sensor ongeveer 1 mm lager in met de stelschroef (2).
6. Zet de sensor vast met de klemschroef (1).
30
2.1.1 Capaciteit en
2.1.1 Capaciteit en verbruiksge-