Schuinstand van het maaidek
(lengterichting) instellen
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens
wanneer u dit monteert. Als de voorkant van het
maaidek meer dan 7,9 mm lager staat dan de achterkant,
stelt u de schuinstand als volgt in:
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
en schakel de aftakas uit.
2. Zet de schakelhendels in de remstand, schakel
de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat.
3. Controleer of al vier banden de voorgeschreven
spanning hebben. Indien nodig moet u de
banden oppompen totdat ze de correcte spanning
hebben; zie Bandenspanning controleren in
Onderhoud aandrijfsysteem (bladz. 38).
4. Controleer of de maaimessen horizontaal staan en
stel deze bij als u de instelling niet hebt gecontroleerd;
zie Maaidek horizontaal stellen.
5. Meet de lengte van de stang die uitsteekt uit het
stelblok aan de zijkanten van het chassis (Figuur 55).
6. Als de stang korter is dan 19 mm, verwijdert u
de pen en de ring aan het uiteinde van de stang
(Figuur 55) en draait u de stang totdat deze een
lengte van 19 mm heeft.
7. Plaats het uiteinde van de stang in het gat in de
bevestigingsbeugel van het maaidek en zet deze vast
met behulp van de ring en de pen.
1. Stelbeugel
2. Stelblok
8. Herhaal deze stappen 5–7aan de andere kant van het
maaidek.
9. Zet de maaihoogte op stand D (76 mm) en
draai de messen voorzichtig rond, zodat zij in de
lengterichting wijzen (Figuur 56).
Figuur 55
3. Stelstang
4. R-pen en ring
10. Meet de afstand tussen de rand van zowel het
voorste mes als de rand van het achterste mes tot
het horizontale oppervlak (Figuur 56). Als de rand
van het voorste mes niet 1,6–7,9 mm lager staat dan
de rand van het achterste mes, moet u de voorste
borgmoeren afstellen.
1. Maaimessen evenwijdig
2. Snijrand
11. Om de schuinstand in te stellen, moet u de
borgmoeren verwijderen en aan de stelmoeren op de
voorkant van het maaidek draaien (Figuur 57).
12. Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten,
draait u de stelmoeren vaster. Om de voorkant van
het maaidek lager te zetten, draait u de stelmoeren
losser.
13. Nadat u de stelmoeren gelijk hebt afgesteld,
controleert u nogmaals de schuinstand. Stel de
oogbouten net zolang bij totdat het uiteinde van het
voorste mes 1,6–7,9 mm lager staat dan het uiteinde
van het achterste mes (Figuur 57).
Opmerking: Na de afstelling mogen beide
steunstangen geen speling hebben (Figuur 58).
Draai aan de stangen om de speling weg te werken
(Figuur 57).
41
Figuur 56
3. Buitenste snijranden
4. Hier meten