Parkeerrem afstellen
Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld.
1. Stel de remhendel buiten werking (hendel omlaag).
2. Meet de lengte van de veer; de lengte tussen de ringen
moet 74 mm zijn (Fig. 59).
4
7
1 1
3
Figuur 59
1. Remhendel
2. Veer, 74 mm
3. Stelmoeren
4. Kraag op remstang
3. Als bijstelling vereist is, volg dan de volgende stappen:
A. Draai de contramoer onder de veer los en draai de
moer direct onder de gaffel aan (Fig. 59).
B. Draai de moer totdat de lengte correct is.
C. Draai de twee moeren samen vast en herhaal deze
procedure aan de andere kant van de machine.
4. Draai de moeren naar rechts om de veer korter te maken
en naar links om de veer langer te maken.
5. Stel de parkeerrem in werking, met de hendel omhoog.
6. Meet de afstand tussen de taatsroller en de kraag op de
remstang. De afstand moet 5–7 mm zijn (Fig. 59).
7. Als bijstelling vereist is, volg dan de volgende stappen:
A. Draai de contramoer direct onder de gaffel los.
B. Draai de onderste stelmoeren totdat de afstand
correct is (Fig. 59).
C. Draai de contramoer bij de gaffel vast.
5
6
2
m-4120
5. 5 tot 7 mm
6. Contramoer en gaffel
7. Draaipen
46
Onderhoud van de zekeringen
Onderhoudsinterval/Specificatie
De elektrische installatie is beveiligd door middel van
zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een
zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of
circuit controleren op defecten of kortsluiting.
Zekering: Hoofdleiding F1 – 30 A, steekzekering-type
Laadcircuit F2 – 25 A, steekzekering-type
Optionele koplampenset – 10 A, steekzekering-
type
1. Til de stoel omhoog om toegang te krijgen tot de
zekeringhouder (Fig. 60).
4
5
Figuur 60
1. Hoofdleiding – 30 A
2. Laadcircuit – 25 A
3. Voor optionele
koplampenset – 10 A
2. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering
omhoog (Fig. 60).
1
2
3
m–7724
4. Contactschakelaar
5. Gashendel