Gebruik van een microfoon
1 Sluit een microfoon aan op de [MIC]-aansluiting.
2 Stel de [OFF, ON, TALK OVER] keuzeschakelaar in op
[ON] of [TALK OVER].
— [ON]: De aanduiding licht op.
— [TALK OVER]: De aanduiding knippert.
! Als [TALK OVER] is ingesteld, zal het geluid van andere kanalen dan
[MIC] met 18 dB (standaardinstelling) worden verzwakt als er een
geluid van –10 dB of meer binnenkomt via de microfoon.
! De [TALK OVER] verzwakking kan worden gewijzigd via [UTILITY].
Nadere aanwijzingen voor het wijzigen hiervan vindt u onder
Instellingen aanpassen op bladzijde 22 .
! De talk-overstand heeft een normale en een geavanceerde stand
(standaardinstelling), waartussen naar wens kan worden omge-
schakeld. Voor details over het omschakelen tussen standen, zie
Instellingen aanpassen op bladzijde 22 .
3 Draai aan de [MIC LEVEL]-instelling om het
audioniveau van de microfoon in te stellen.
Regelt het niveau van de geluidsingang van het [MIC]-kanaal.
! Merk op dat het geluid met een luid volume wordt uitgevoerd als de
regelaar helemaal naar rechts wordt gedraaid.
4 Geef geluid door via de microfoon.
Bijregelen van de geluidskwaliteit
Draai aan de [EQ (HI, LOW)] instellingen voor het [MIC]
kanaal.
Het instelbereik voor elke regelaar is als volgt.
— [HI]: –12 dB tot +12 dB (10 kHz)
— [LOW]: –12 dB tot +12 dB (100 Hz)
Geluid uitvoeren via de
[BOOTH]-aansluitingen
Draai aan de [BOOTH MONITOR] instelling.
Regelt het niveau van de geluidsuitgang uit de [BOOTH]-aansluiting.
Geavanceerde bedieningsfuncties
Gebruik van de SOUND COLOR FX-functie
Dit zijn effecten die veranderen door middel van de [COLOR]-instelling.
1 Druk op één van de
[SOUND COLOR FX]-keuzetoetsen.
Hiermee kiest u het soort effect.
De ingedrukte toets gaat knipperen.
! Als één van de [SOUND COLOR FX]-keuzetoetsen al geselecteerd
is, maar er een andere toets geselecteerd en ingedrukt wordt, zal die
toets worden geselecteerd.
! Een overzicht van de soorten effecten vindt u op Soorten SOUND
COLOR FX effecten op bladzijde 14 .
! Dezelfde effecten worden ingesteld in [CH1] en [CH4].
2 Draai aan de [COLOR] instelling.
Het effect wordt toegepast op het kanaal waarvoor de regelaar wordt
gedraaid.
De kwantitatieve parameter van het effect is instelbaar door te draaien
aan de [PARAMETER]-instelling.
Annuleren van het SOUND COLOR FX-effect
Druk op de [SOUND COLOR FX]-keuzetoets die knippert.
Het effect wordt geannuleerd.
Gebruik van de BEAT FX-functie
Met deze functie kunnen onmiddellijk diverse effecten worden ingesteld
volgens het tempo (BPM = beats per minuut) van het op dat moment
weergegeven muziekstuk.
Hoofdscherm
1
2
4
[AUTO] licht op wanneer de BPM-meting staat ingesteld
AUTO (TAP)
op automatische werking.
1
[TAP] licht op bij gebruik van de handmatige invoerstand.
In de automatische stand wordt de automatisch gedetec-
teerde BPM-waarde weergegeven.
Aanduiding van
Wanneer de BPM-waarde niet gemeten kan worden,
de BPM-waarde
2
knippert hier de laatst waargenomen BPM-waarde.
(3 cijfers)
In de handmatige invoerstand wordt hier de handmatig
ingevoerde BPM-waarde getoond.
BPM
Deze blijft steeds verlicht.
3
Dit licht op aan de hand van de geselecteerde
beatnummerpositie.
Weergave
Afhankelijk van het effect worden instellingen weer-
4
beat-/instelling
gegeven wanneer op de toetsen [BEAT c, d] wordt
gedrukt. Knippert wanneer de ingestelde grenzen worden
overschreden.
Weergave
De naam van het geselecteerde effect en het effectkanaal
effectnaam/
worden een seconde weergegeven wanneer effecten of
5
effectkanaalse-
effectkanalen worden gewijzigd.
lectie
1 Druk op de [AUTO/TAP]-toets.
Kies de BPM-metingsstand.
— [AUTO]: Het BPM-tempo van het binnenkomende geluidssignaal
wordt automatisch gemeten. De [AUTO]-functie wordt ingesteld
wanneer dit apparaat wordt ingeschakeld.
3
5
11
Nl