Overige
De camera werkt niet.
Gebruik het type batterijen dat met deze camera kan worden gebruikt (blz. 87).
•
De batterijen zijn bijna leeg (de indicator E wordt weergegeven). Plaats nieuwe batterijen of
•
opgeladen nikkel-metaalhydridebatterijen (niet bijgeleverd).
De camera is wel ingeschakeld, maar werkt niet.
De ingebouwde microcomputer werkt niet correct. Verwijder de batterijen en plaats na één
•
minuut de batterijen terug en schakel de camera in.
Ik ken de betekenis van een indicator op het scherm niet.
Zie blz. 15.
•
De lens raakt beslagen.
Er is condensvorming opgetreden. Schakel de camera uit en laat deze gedurende ongeveer een
•
uur liggen voordat u deze weer gebruikt (blz. 89).
De camera wordt warm wanneer u deze gedurende een lange tijd gebruikt.
Dit is normaal.
•
De lens beweegt niet wanneer u de camera uitschakelt.
De batterijen zijn ontladen. Plaats nieuwe batterijen of opgeladen nikkel-
•
metaalhydridebatterijen of gebruik de netspanningsadapter (niet bijgeleverd).
Het klok-instelscherm wordt weergegeven nadat de camera is ingeschakeld.
Stel de datum en tijd opnieuw in.
•
De camera wordt automatisch uitgeschakeld wanneer het deksel van de
batterijen/"Memory Stick Duo" wordt geopend.
Dit duidt niet op een storing. Schakel de camera uit voordat u het deksel van de batterijen/
•
"Memory Stick Duo" opent.
De indicator voor resterende batterijduur wordt niet weergegeven.
Als u de netspanningsadapter gebruikt, wordt de indicator voor resterende batterijduur niet
•
weergegeven.
82