De flitser werkt niet.
De flitser staat op
•
U kunt de flitser niet gebruiken wanneer:
•
[Mode] (Opn.functie) is ingesteld op [Burst] (blz. 29).
–
(Schemer) of
–
Wanneer de modusknop op
–
Stel de flitser in op
•
wanneer
De close-up (Macro)-opnamefunctie werkt niet.
(Schemer),
•
(blz. 24).
Wazige vlekken verschijnen in beelden opgenomen met de flitser.
Het flitslicht is weerkaatst door stof in de lucht dat daardoor in het beeld werd opgenomen.
•
Dit is normaal.
De datum en tijd worden niet weergegeven.
Tijdens het opnemen worden de datum en tijd niet weergegeven. De datum en tijd worden
•
alleen tijdens het weergeven weergegeven.
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
Stel de juiste datum en tijd in.
•
De F-waarde en de sluitertijd knipperen wanneer u de sluiterknop half indrukt.
De belichting is niet goed. Stel de belichting goed in (blz. 27).
•
Het beeld is te donker.
U neemt een onderwerp met een lichtbron erachter op. Kies de lichtmeetfunctie (blz. 27) of
•
stel de belichting in (blz. 27).
Als de schermweergave niet helder genoeg is moet u de helderheid van de LCD-
•
achtergrondverlichting instellen (blz. 42).
Het beeld is te licht.
U neemt een verlicht onderwerp in een donkere omgeving op, zoals op een podium. Regel de
•
belichting (blz. 27).
Als de schermweergave te helder is moet u de helderheid van de LCD-achtergrondverlichting
•
instellen (blz. 42).
De kleuren van het beeld zijn niet juist.
Stel de [Beeldeffect] in op [Uit] (blz. 30).
•
74
(altijd flitsen uitgeschakeld)
(Kaarslicht) is geselecteerd als scènekeuzefunctie.
is gezet.
(altijd flitsen ingeschakeld) om stilstaande beelden op te nemen
(Landschap) of
(Strand) is geselecteerd als scènekeuzefunctie.
(Landschap) of
(Kaarslicht) is geselecteerd als scènekeuzefunctie