Het luchtgordijn kan tijdens het in werking stellen op de locatie ook worden geconfigureerd op
bediening via de aanzuiglucht- of aanzuiglucht- of binnenluchttemperatuurregeling en werkt
dan in combinatie met een Mitsubishi Electric PAR-30 MAA afstandsbediening. De volgende
functies zijn beschikbaar:
Aan/uit-regeling van het Mitsubishi Electric warmptepompsysteem
Modus wijzigen tussen temperatuur- en ventilatiestanden, Koelstand als dit tijdens het in
werking stellen van de unit is ingeschakeld en condensafvoersysteem
Capaciteitsregeling van het Mitsubishi Electric warmptepompsysteem
Temperatuurbewaking van de lucht die door het warmptepompluchtgordijn wordt aangezogen
of de temperatuur van de binnenlucht op de afstandsbediening
Signaal voor wanneer de buitenunit in de ontdooistand staat, zodat het verwarmingselement
voor de ontdooicyclus (indien ingeschakeld) gedurende de enkele minuten durende
ontdooicyclus gedeeltelijke verwarming als back-up kan leveren
Foutsignaal voor wanneer er een probleem met de Mitsubishi Electric warmptepomp optreedt
Als het luchtgordijn via een gebouwbeheersysteem (GBS) of gecentraliseerde controller moet
worden geregeld, neemt u contact op met een Mitsubishi Electric-vertegenwoordiger.
Merk op dat als de buitenunit tijdens het verwarmen bij koud weer overgaat op de ontdooicyclus,
de ventilatoren van het luchtgordijn blijven werken om de zo belangrijke luchtstroom boven de
deuropening te handhaven. Het is namelijk juist deze luchtstroom die, vooral bovenaan de
deuropening, effectief voorkomt dat opwaarts stromende warme lucht uit het gebouw naar buiten
ontsnapt, waardoor er kostbare energie wordt verspild. Daarnaast zorgt deze luchtstroom voor
verminderde luchtverontreiniging.
Onder bijzonder koude weersomstandigheden kan de temperatuur van de uitblaaslucht om de
paar uur tijdens de 6 tot 7 minuten durende ontdooicyclus lager worden, maar dit levert zelden
problemen op bij de eindgebruiker en is eigenlijk alleen een waargenomen probleem. Het
luchtgordijn is uitgerust met een verwarmingselement voor de ontdooicyclus, dat bij levering van
het luchtgordijn is uitgeschakeld. Als deze koude lucht bij een specifieke installatie problemen
oplevert, kan het verwarmingselement voor de ontdooicyclus tijdens het in werking stellen op de
locatie worden ingeschakeld. De uitblaaslucht wordt dan tijdens de ontdooicyclus op een hogere
temperatuur gehouden. In dat geval is er een 3-fasestroomvoorziening nodig om het luchtgordijn
van stroom te voorzien.
Ter informatie: Je zou denken dat het gebruik van een verwarmingselement voor de
ontdooicyclus bij een warmptepompsysteem een averechtse werking heeft. Het geïnstalleerde
verwarmingselement levert echter een lage uitvoer ten opzichte van de grootte van het
luchtgordijn, matigt alléén de uitblaaslucht en wordt slechts een korte periode per jaar gedurende
een paar minuten per dag gebruikt. Tests op het warmptepompluchtgordijn in het
onderzoeksinstituut Building Research Establishment (BRE) toonden aan dat de jaarlijkse
seizoensgebonden specifieke warmteopbrengst (Coefficient of Performance, COP) zelfs bij
inschakeling van het verwarmingselement tijdens de ontdooicyclus, in overeenstemming met hun
EN14511-prestatietest, bijna helemaal niet werd beïnvloed.
Koelen is mogelijk als het luchtgordijn tijdens het in werking stellen is geconfigureerd voor
bediening met aanzuigluchttemperatuurregeling of binnenluchttemperatuurregeling . Koeling
is niet mogelijk bij weersafhankelijke of uitblaasluchttemperatuurregeling, en het luchtgordijn
wordt in deze laatste configuratie geleverd.
Het luchtgordijn wordt geleverd met de koelstand uitgeschakeld, maar er is wel een
condensaatafvoerlade in het luchtgordijn aangebracht, die tijdens warm weer desgewenst in de
koelstand kan worden gebruikt. Dit moet tijdens het ontwerpstadium worden besloten. Als er
namelijk koeling nodig is, moet een condensaatafvoersysteem worden geïnstalleerd, dat door de
installateur moet worden aangesloten op een geschikte afvoerleiding. Het condensaat kan door de
zwaartekracht worden afgevoerd door een geschikte condensaatslang aan te sluiten op de 15 mm-
afvoerleiding in de condensaatafvoerlade van het luchtgordijn. Als een condensaatafvoerlade
T9901085-1 NL
Pagina 6 van de 38