INSTALLATIE VAN HET LUCHTGORDIJN
Het luchtgordijn is ontworpen voor montage aan de binnenkant van een gebouw,
horizontaal boven een deuropening. Het luchtgordijn mag niet aan de buitenkant van het
gebouw worden geïnstalleerd, in een kast worden gemonteerd of op een andere manier
worden ingebouwd.
Plaatsbepaling
Het luchtgordijn moet zodanig worden gemonteerd dat de afstand
tussen het uitblaasrooster en de vloer maximaal 3,8 meter is, en zo
dicht mogelijk bij de deur. Het luchtgordijn moet waterpas zijn,
omdat er anders in de koelstand condensaat kan gaan lekken. Het
verdient aanbeveling boven het luchtgordijn een ruimte van 250
mm vrij te houden ten behoeve van soldeerwerkzaamheden aan de
leidingen. In sommige gevallen is het niet mogelijk het luchtgordijn
vlak boven de deuropening te plaatsen omdat de luchtstroom dan
zou stuiten op bijvoorbeeld de bovenrand van de deuropening, een
constructiebalk of een deuropenmechanisme. Houd hier rekening
mee bij het bepalen van de montageplaats van het toestel.
Wandbevestiging
Zet met de meegeleverde M10-bouten alle wandbeugels vast aan
de achterzijde van de unit (zie afbeelding). Voordat u de unit aan
de wand bevestigt, moet u eerst zorgen dat u geschikte bouten
voor de wandbevestiging bij de hand hebt. Houd bij de keuze van
de bouten rekening met het type wand en het gewicht van het
toestel*, zie tabel:
Luchtgordijn
HP1000 DXE
HP1500 DXE
HP2000 DXE
Stap 1. Zie afbeelding 2 op pagina 11 voor nadere bijzonderheden over de bevestiging. Boor
dienovereenkomstig gaten in de wand.
Stap 2. Draai de bovenste wandbouten in de wand. Laat daarbij een kleine ruimte vrij tussen de
boutkop en de wand. Laat de unit over de bouten zakken via de 'sleutelgaten' boven in de
wandbeugels. Draai vervolgens de onderste wandbouten in de unit.
Stap 3. Zorg ervoor dat alle bevestigingsbouten goed worden aangedraaid, zodat de unit niet los
kan komen van de wand
Plafondophanging
De bovenzijde van de unit is voorzien van M10-schroefdraden (zie
afbeelding 2 op pagina 11 voor de posities), zodat de unit kan worden
opgehangen
aan
ophangpunten moeten worden gebruikt. Zorg ervoor dat alle
draadstangen worden bevestigd aan een geschikte constructie, die
het gewicht van de unit kan dragen (zie tabel hierboven)*. Zorg ervoor
dat de draadstangen minimaal 20 mm in de omkasting gedraaid
worden en breng borgmoeren (niet meegeleverd) aan om te
voorkomen dat de stang kan gaan draaien en loskomt van de
omkasting. Zorg er bij het aanbrengen van de draadstangen voor dat
ze de inwendige componenten niet in de weg zitten
De installateur is er verantwoordelijk voor dat de bevestigingspunten en het ophangsysteem in het gebouw
*
geschikt zijn of worden gemaakt voor het te installeren luchtgordijn.
T9901085-1 NL
Gewicht (kg)
.
draadstangen
(niet
46
67
84
meegeleverd).
.
Aanbevolen
250 mm min.
voor leidingen
Alle
Pagina 10 van de 38