83051244 1/2020-01 La
Montage- en bedieningsvoorschrift
Gasbrander WG5.../1-A LN
7 Inbedrijfstelling
7.1 Voorwaarden
De inbedrijfstelling mag alleen door gekwalificeerde vakspecialisten uitgevoerd
worden.
Alleen een correct uitgevoerde inbedrijfstelling garandeert de bedrijfszekerheid.
De brander niet buiten het werkingsgebied gebruiken [hfst. 3.4.6].
Voor de inbedrijfstelling ervoor zorgen dat:
alle montage- en installatiewerkzaamheden correct zijn uitgevoerd,
de luchttoevoer voor de verbrandingslucht voldoende is, evt.
buitenluchtaanzuiging monteren,
de ringspleet tussen vlambeker en warmtegenerator opgevuld is,
de warmtegenerator met medium gevuld is,
de regel- en veiligheidsinrichtingen functioneel en correct ingesteld zijn,
de rookgaskanalen vrij zijn,
er een correct meetpunt voor rookgasmeting aanwezig is,
warmtegenerator en rookgassysteem tot aan het meetpunt dicht zijn
(secundaire lucht beïnvloedt de meetresultaten),
houdt u aan de gebruiksvoorschriften van de warmtegenerator,
er warmteafname is.
Andere installatiegebonden controles kunnen noodzakelijk zijn. Let hierbij op de
bedieningsvoorschriften van de verschillende installatiecomponenten.
Bij procestechnische installaties moeten de voorwaarden voor een veilige werking
en inbedrijfstelling uit werkinstructieblad 8-1 (druknr. 83188044) nageleefd
worden.
27-88
7 Inbedrijfstelling