83055144 1/2019-02 La
Montage- en bedieningsvoorschrift
Gasbrander WG20.../1-C ZM-LN
2 Veiligheid
2.1 Doelmatig gebruik
De brander is geschikt voor gebruik op warmtegeneratoren volgens NEN-EN 303
en NEN-EN 676.
Indien de brander niet in vuurhaarden volgens NEN-EN 303 en NEN-EN 676 wordt
toegepast, moet een veiligheidstechnische beoordeling van de verbranding en van
de vlamstabiliteit in de verschillende procestoestanden en bij de uitschakelgrenzen
van de verbrandingsinstallatie uitgevoerd en gedocumenteerd worden.
De verbrandingslucht moet vrij zijn van agressieve stoffen (bijv. halogenen). Bij
verontreinigde verbrandingslucht in de opstellingsruimte is een hogere frequentie
van onderhoud en Periodieke Inspectie noodzakelijk. In dit geval wordt
buitenluchtaanzuiging aanbevolen.
De brander mag alleen in overdekte ruimtes gebruikt worden.
Ondoelmatig gebruik kan:
verwondingen of levensgevaar voor de gebruiker of derden veroorzaken,
het toestel of andere voorwerpen beschadigen.
2.2 Maatregelen bij gaslucht
Open vuur en vonkvorming voorkomen, bijv.:
geen licht aan- of uitschakelen,
geen elektrische toestellen aanraken,
geen mobiele telefoons gebruiken.
Ramen en deuren openen.
Gaskogelkraan sluiten.
Bewoners waarschuwen, niet op een bel drukken.
Het gebouw verlaten.
Van buiten het gebouw de verwarmingsinstallateur, gasleverancier of brandweer
waarschuwen.
2.3 Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsrelevante gebreken moeten onmiddellijk worden verholpen.
Componenten die een toenemende slijtage vertonen of waarvan de constructief
bepaalde levensduur overschreden is of voor het volgende onderhoud
overschreden wordt zullen uit voorzorg vervangen worden.
De constructief bepaalde levensduur van de componenten staan in het
onderhoudsplan vermeld [hfst. 9.2].
2.3.1 Normale werking
alle opschriften op het toestel leesbaar houden.
voorgeschreven instel- onderhouds- en inspectiewerkzaamheden tijdig
uitvoeren.
toestel alleen met gesloten afdekking gebruiken.
7-116
2 Veiligheid