Afbeelding 4-22 Nummer van algoritmeversie op ECG-rapport
Label
PH100B
PH110C
C
L
B
Filterinstellingen
In dit vak onder aan het ECG-rapport worden de filterinstellingen aangegeven
die zijn toegepast op het ECG-rapport. Deze filters worden gebruikt om het
weergegeven of afgedrukte ECG-signaal te optimaliseren.
Met uitzondering van het netfilter (dat uiterst selectief is) is er altijd enige beperking
in weergavekwaliteit van de ECG-curve. Hoe meer filtering er op het signaal
toegepast wordt, hoe groter de kans dat er details uit het ECG-signaal worden
verwijderd.
Beschrijving
PH
verwijst naar Philips
10
verwijst naar de versie van het meetprogramma
0B
verwijst naar de criteriaversie die op de cardiograaf is
geïnstalleerd
PH
verwijst naar Philips
11
verwijst naar de versie van het meetprogramma
0C
verwijst naar de criteriaversie die op de cardiograaf is geïnstalleerd
Dit symbool verschijnt in het rapport als de optionele functie Kritieke
waarden is ingeschakeld op het registratieapparaat.
Dit symbool kan worden weergegeven met het versienummer van
het algoritme
Geeft aan dat de optionele functie voor detectie van omgekeerde
afleidingen is ingeschakeld op het registratieapparaat en dat de
cardiograaf een omgekeerde afleiding heeft gedetecteerd die de
gebruiker heeft genegeerd tijdens het afdrukken van het ECG
Markeringen voor de borderline-onderdrukking geven aan of de
cardiograaf waarmee de registratie wordt uitgevoerd, deze statements
onderdrukt. De opties zijn:
Geen instelling. De borderline-onderdrukking werd uitgeschakeld.
Statements met een lage zekerheid uitsluiten.
als b.
Alle borderline-statements uitsluiten.
Zie Bijlage A, "Onderdrukte borderline-interpretatiestatements".
Weergegeven als B.
PageWriter TC10-cardiograaf Gebruiksaanwijzing
Filterinstellingen
Weergegeven
87