83321944 1/2022-10 Ch
Montage- en bedieningsvoorschrift
Gasbrander WG40.../2-A ZM-PLN
4. Naar vollast sturen.
Toets [+] indrukken.
Brander loopt naar bedrijfspunt P1.
CO-gehalte van de verbranding controleren en evt. verbrandingswaarde via de
positie van de gasvlinderklep [G] aanpassen.
Toets [+] indrukken.
Het volgende bedrijfspunt wordt aangestuurd.
Stappen bij elk bedrijfspunt herhalen, tot P9 bereikt is.
5. Vollast inregelen
Bij het inregelen, de vermogengegevens van de ketelfabrikant en het
werkingsgebied van de brander in acht nemen [hfst. 3.4.6].
Toerental in vollast zo laag mogelijk instellen, maar niet lager dan 75 %. Daarbij de
vlamstabiliteit in acht nemen.
Benodigde gashoeveelheid (bedrijfsvolume V
Insteldruk en/of positie gasvlinderklep [G] optimaliseren tot de gashoeveelheid
(V
) bereikt is.
B
Verbrandingswaarden controleren.
Vereiste NO
-gehalte via de luchtklep met toets [L/A] instellen.
X
Het NO
-gehalte mag niet kleiner zijn dan 18 mg/kWh en het O
X
dan 5 %.
O
-gehalte
2
7,5 %
6,5 %
6,0 %
5,0 %
Bij een luchtkleppositie van 90° kan het NO
gasvlinderklep met toets [G] en/of via de drukregelaar gereduceerd worden.
Gashoeveelheid opnieuw bepalen.
Insteldruk op de gasdrukregelaar evt. aanpassen en de luchtovermaat opnieuw
instellen.
Bij een hoger O
-gehalte stijgt de vuurhaarddruk.
2
De insteldruk na deze stap niet meer wijzigen.
59-128
) berekenen [hfst. 7.7].
B
NO
-gehalte
x
ca. 20 mg/kWh
ca. 30 mg/kWh
ca. 50 mg/kWh
ca. 80 mg/kWh
-gehalte alleen door het sluiten van de
x
7 Inbedrijfstelling
-gehalte niet lager
2
NO
-gehalte vloeibaar
x
gas
–
ca. 60 mg/kWh
ca. 80 mg/kWh
ca. 140 mg/kWh