8. Draai de voorste stelmoer los op het linker
hydrauliekmechanisme zoals afgebeeld in Figuur 35.
9. Draai de stelmoer linksachter linksom totdat het wiel
vooruit draait (Figuur 35).
10. Draai de achterste stelmoer per keer een kwartslag
rechtsom. Zet vervolgens de toerenregelaar naar
voren en terug in de neutraalstand. Herhaal dit
totdat het linkerwiel niet langer naar voren draait
(Figuur 35).
11. Draai de achterste moer nog een extra halve slag en
draai de voorste stelmoer vast.
Opmerking: Zorg ervoor dat het platte gedeelte
van het mechanisme zich loodrecht ten opzichte van
het pengedeelte van de wartel bevindt (Figuur 34).
1. Hydrauliekmechanisme
2. Wartel met pen
12. Zet na het afstellen van het linker
hydrauliekmechanisme de toerenregelaar naar
voren en vervolgens terug naar de neutraalstand.
13. Houd de dodemanshendels ingedrukt.
Opmerking: De dodemanshendels moeten
ingedrukt zijn op het moment dat de toerenregelaar
zich niet in de neutraalstand bevindt, omdat de
motor anders afslaat.
14. Controleer of de toerenregelaar zich in de
neutraalstand bevindt en de band niet draait.
15. Herhaal de afstelprocedure indien nodig.
Figuur 34
3. Onjuiste stand voor
hydrauliekmechanisme
4. Juiste stand voor
hydrauliekmechanisme,
90 graden
1. Hydrauliekmechanisme
2. Voorste stelmoer
Opmerking: Als de neutraalstand niet constant is,
controleer dan of beide veren goed zijn vastgezet
op de toerenregelaar onder het bedieningspaneel.
Let met name op de achterste veer. Herhaal de
bovenstaande aanpassingen indien nodig (Figuur 36).
1. Toerenhendel
2. Achterste veer
Mechanisme aan de rechterzijde
afstellen
1. Zet de toerenregelaar in de neutraalstand.
2. Zet de rechter rijhendel in de versnelling vooruit.
3. Stel het mechanisme aan de rechterzijde af door de
snelspoorknop linksom te draaien tot de band naar
voren gaat draaien (Figuur 37).
4. Draai de knop per keer een kwartslag rechtsom. Zet
vervolgens de toerenregelaar naar voren en terug in
32
Figuur 35
3. Achterste stelmoer
4. Bedieningsarm
Figuur 36
3. Veer