Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

R-Type Pompen; Controle En Wijziging Van De Draairichting; Controle Van Projectgegevens; Omgevingsomstandigheden - BEDU POMPEN Blackline 2.0 R Series Bedienings- En Onderhoudshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

die geschikt is voor de classificatie van het gebied en de eigenschappen van de brandbare stoffen die op het
systeem aanwezig zijn.
BEDU WIJST ALLE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR SCHADE AAN PERSONEN OF
EIGENDOMMEN ALS GEVOLG VAN DE INSTALLATIE VAN EEN ONJUISTE MOTOR.

8.6.1 R-type pompen

De motor (UNEL-MEC-conform) is gekoppeld aan de as waarop de wormwieloverbrenging van de pomp is
gemonteerd. Reinig en smeer de aandrijfas met olie en bevestig deze vervolgens zonder stoten en met de
grootst mogelijke voorzichtigheid aan het uiteinde van de hogesnelheidsas. Een onnauwkeurige uitlijning kan
trillingen veroorzaken met beschadiging van het lager of breuk van het asuiteinde.

8.6.2 Controle en wijziging van de draairichting

Wanneer de pomp voor de eerste keer wordt opgestart, moet de draairichting van de motor worden gecon-
troleerd door bevoegd, ervaren en gekwalificeerd personeel. Een pijl direct op de motor geeft de juiste draai-
richting aan (tegen de klok in aan de ventilatorzijde).
Om de draairichting van de motor om te keren, moet u twee van de fasekabels van de motorvoeding
omkeren. Controleer de draairichting na deze activiteit opnieuw.
8.7

Controle van projectgegevens

Zorg ervoor dat de pomp geschikt is voor gebruik in de werkelijke bedrijfsomstandigheden door het volgende
.
te controleren

8.7.1 Omgevingsomstandigheden

a)
de omgevingstemperatuur: controleer of de werkelijke omgevingstemperatuur overeenkomt met de
kenmerken van de pomp
b)
hoogte: de aanzuigcapaciteit van de pomp kan worden beïnvloed door de atmosferische druk. Con-
troleer de werkelijke NPSH(A) kenmerken van het systeem in relatie tot de NPSH(R) waarde van de
pomp.

8.7.2 Installatievoorwaarden

a)
de pomp mag alleen worden geïnstalleerd en gebruikt onder de in de bestelling omschreven voor-
waarden.
b)
voor ATEX-pompen: de classificatie van de pomp (groep en categorie) en de temperatuurklasse moe-
ten worden aangepast aan de classificatie van het installatiegebied.
Andere bedrijfsomstandigheden dan normaal moeten altijd worden gedefinieerd bij de bestelling
om te voorkomen dat de pomp werkt onder omstandigheden die de juiste werking en veiligheid
kunnen beïnvloeden.
8.8

STARTEN

Pompen worden ALTIJD VOLLEDIG met smeerolie geleverd (tenzij uitdrukkelijk anders vereist)
Om olielekkage tijdens transport te voorkomen, wordt een tijdelijke blindolievuldop (zonder ontluchting) sa-
men met de werkdop (met ontluchting) gemonteerd met behulp van een klem (zie afbeelding 12).
Vervang voor het starten de tijdelijke dop door de werkdop!
Voer de eerste opstarting uit met een afstelling van 20% en de laagst mogelijke druk; houd deze toestand
minstens 5 minuten aan. Voer de afstelling geleidelijk op tot 100% en stel deze vervolgens in op de voor het
proces vereiste omstandigheden.
Controleer tijdens deze eerste fase met een manometer (zie "Toevoerleiding: Manometer") de werkelijke
werkdruk van de pomp. Deze waarde (max. oscillatie van de wijzer) mag de op het typeplaatje van de pomp
aangegeven maximumdruk niet overschrijden.
Bestand: UT-5134
Pagina 23 van 50
23

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave