Gebruikershandleiding
1. Selecteer Instel. op het startscherm.
Als u een item wilt selecteren, verplaatst u de focus naar het item met de knoppen
de knop OK.
2. Selecteer Algemene instellingen > Netwerkinstellingen > Bekabelde LAN-installatie.
3. Druk op de knop OK.
4. Verbind de printer met een router met behulp van een ethernet-kabel.
Wi-Fi uitschakelen op het bedieningspaneel
Wanneer u Wi-Fi uitschakelt, wordt de Wi-Fi-verbinding verbroken.
1. Selecteer op het startscherm
Als u een item wilt selecteren, verplaatst u de focus naar het item met de knoppen
de knop OK.
2. Selecteer Wi-Fi (aanbevolen).
De netwerkstatus wordt weergegeven.
3. Selecteer Instellingen wijzigen.
4. Selecteer Overige > Wi-Fi uitschakelen.
5. Controleer het bericht en start vervolgens het instellen.
6. Sluit het scherm wanneer een bevestigingsbericht wordt weergegeven.
Het scherm sluit automatisch na een vastgestelde tijd.
7. Sluit het scherm met instellingen voor de netwerkverbinding.
Netwerkinstellingen
.
42
u
d
l
r
,
,
,
en drukt u op
u
d
l
r
,
,
,
en drukt u op