Fig. 78 - Grote vlam
13.7
GEEN ONTSTEKING
Als de pellets niet ontstoken worden, wordt dit gesignaleerd door het alarm A01 "Geen Ontsteking".
Als de kamertemperatuur lager is dan 5°C, is het mogelijk dat de weerstand niet voldoende opwarmt om de
pellets te kunnen ontsteken. Verwijder de onverbrande pellets uit de vuurpot en herhaal de inschakeling.
• Teveel pellets in de vuurpot, of vochtige pellets, of een vuile vuurpot, maken het ontsteken moeilijk, veroorzaken
witte, dichte rook die schadelijk voor de gezondheid is en kunnen explosies in de verbrandingskamer tot
gevolg hebben. Men dient daarom tijdens de ontstekingsfase niet voor de kachel te blijven staan als witte,
dichte rook waargenomen wordt.
Als de vlam na enkele maanden zwak is en/of oranje van kleur, of als het glas de neiging
vertoont steeds erg zwart te worden, of de vuurpot de neiging vertoont een aanslag te
vormen, reinig dan de kachel, reinig de rookleiding en reinig het rookkanaal.
13.8
UITSCHAKELING (OP HET PANEEL: OFF MET KNIPPERENDE VLAM)
Wanneer de uitschakeltoets ingedrukt wordt, of een alarmsignalering aanwezig is, gaat de kachel de thermische
uitschakelfase binnen waarbij de volgende fasen automatisch uitgevoerd worden:
• Het laden van de pellets wordt onderbroken.
• De kamerventilator blijft werken tot de vereiste temperatuur wordt bereikt.
• De rookgasventilator wordt op het maximum ingesteld en blijft op het maximum tot de vereiste temperatuur
wordt bereikt, plus 10 minuten voor de veiligheid. Als vervolgens de temperatuur van de rookgassen onder
de inschakelingsdrempel is gedaald, zal hij definitief uitgaan, anders vervolgt de koelfase.
• Als de kachel regelmatig is uitgegaan.
13.9
GEEN ENERGIE
• Na een black-out van de elektrische energie van minder dan 10 seconden, keert de kachel terug naar het
vermogen waarop hij ingesteld was.
• Na een black-out van de elektrische energie van meer dan 10 seconden, treedt de kachel de fase binnen.
Na afloop van de koelfase gaat de kachel automatisch opnieuw van start met de diverse fasen.
13.10
MENU INSTELLINGEN
Handel als volgt om in te grijpen op het instellingenmenu:
• Druk op de toetsen + -
• Loop het met de pijlen < > langs en selecteer "Kamertemp.Inst" of "Snelheid Conv. Vent." of "Vlam"
• Druk op "menu" om de gekozen optie binnen te gaan.
• Wijzig met de toetsen + -.
• Druk op "menu" om te bevestigen en op "esc" om te verlaten.
Kamertemp.Inst
- met deze functie kan in de kamer waarin de kachel is geïnstalleerd de gewenste
kamertemperatuur ingesteld worden van een minimum van 5°C tot een maximum van 35°C. Als deze temperatuur
wordt bereikt, zal de kachel overgaan tot een minimum verbruik (vlam en ventilatorsnelheid warme lucht op
het minimum). Als de temperatuur onder de ingestelde drempel daalt zal de kachel opnieuw de ingestelde
temperatuur proberen te bereiken (zie Fig. 80 op pag 35).
NB: Het punt rechts van de kamertemperatuur op de display (rechtsboven) van het bedieningspaneel duidt de
halve graad aan (bv. 23.° stemt overeen met 23.5°C).
Snelheid Conv. Vent. - met deze functie kan de snelheid van de kamerventilators gekozen worden van 1 tot 5 of
A . A betenkent automatisch, de ventilatie volgt het vermogen, aanbevolen instelling (zie Fig. 81 op pag 36).
KRISS
- TECNA
- EVO
- ELISE
- SHELL
3
3
3
3
Fig. 80 - Display
- CRISTAL
- GLASS - VERVE AIRTIGHT - PRETTY AIRTIGHT - TITANIA AIRTIGHT - VENERE AIRTIGHT
3
3
Fig. 79 - Kleine vlam
NL
35