WAARSCHUWING
OM ERNSTIG LETSEL TE VOORKOMEN, MAG DE MACHINE NIET GEBRUIKT WORDEN ALS DE BEDIE-
NINGSHENDELS OF TUIMELSCHAKELAARS DIE DE BEWEGING VAN HET PLATFORM BESTUREN
NIET NAAR DE STAND "UIT" OF "NEUTRAAL" TERUGGAAN WANNEER ZE WORDEN LOSGELATEN.
5. Start/hulpvoeding
Wanneer de schakelaar naar voren wordt
geduwd, wordt de startmotor geactiveerd om
de motor te starten.
Door inschakelen van de hulpvoedingsschake-
laar wordt de elektrisch bediende hydraulische
pomp geactiveerd. (De schakelaar moet inge-
schakeld blijven zolang de hulppomp wordt
gebruikt.)
De hulppomp zorgt voor voldoende oliestroom om de basis-
functies van de machine te laten werken als de hoofdpomp
of motor uitvalt. De hulppomp zorgt ervoor dat de hef- en
uitschuiffuncties van de torengiek en de hoofdgiek en de
zwenkfunctie kunnen werken.
6. Brandstofkeuze (alleen bij motor voor twee
soorten brandstof ) (indien aanwezig)
Als de schakelaar in de desbetreffende stand
wordt gezet, wordt benzine of LPG gekozen.
3123375
HOOFDSTUK 3 – BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS VAN DE MACHINE
OPMERKING: Om de rijregelaar (joystick) te bedienen, trekt u de bor-
OPMERKING: De rijregelaar (joystick) is veerbekrachtigd en gaat auto-
– JLG Hoogwerker –
7. Opheffen rijrichting
Wanneer de giek over of voorbij de achterban-
den in een van beide richtingen wordt
gezwenkt, gaat de rijrichtingsindicator bran-
den als de rijfunctie wordt gekozen. Druk op deze schake-
laar, laat deze los en beweeg de rij/stuurregelaar binnen
3 seconden om rijden of sturen te activeren. Controleer de
zwart/witte richtingpijlen op het chassis en het platformbe-
dieningsstation voordat u gaat rijden, en stem de richtingpijl
van het bedieningsstation af op de gewenste chassisrich-
ting.
gring onder de hendel omhoog.
matisch terug naar de neutrale stand (uit) wanneer deze
wordt losgelaten.
8. Rij/stuurregelaar
Naar voren duwen om vooruit te
rijden, naar achteren trekken om
achteruit te rijden. Sturen vindt
plaats via een met de duim geac-
tiveerde tuimelschakelaar aan het
uiteinde van de stuurhendel.
3-13