6.3.5 O
NDERHOUD VAN DE BOUGIE
Voor toegang tot de bougie dient te worden gecontroleerd dat de motor is
afgekoeld om risico op brandwonden te voorkomen. Open vervolgens de
motorkap, verwijder de afdekplaat aangeduid met de letter A door de twee bevesti‐
gingsschroeven te verwijderen. Verwijder vervolgens het onderdeel aangeduid met
de letter B, door de drie schroeven waarmee het is bevestigd (de derde schroef
bevindt zich aan de aangrenzende zijde van de brandstoftank).
1.
Maak de bougiedop los en
verwijder het vuil dat zich rondom
de bougie bevindt.
2.
Verwijder de bougie met een
bougiesleutel van 13/16 inch.
3.
Inspecteer de bougie visueel.
Vervang de bougie indien
deze beschadigd of ernstig
verontreinigd is, als de afdichtring
in slechte staat is, of als de
elektrode is versleten.
4.
Meet de afstand tussen de
elektroden van de bougie met
een draad‐voelermaat.
Corrigeer de afstand volgens de
vereisten, door de laterale
elektrode voorzichtig te buigen.
De afstand tussen de elektroden
moet 0,7‐0,8 mm bedragen.
5.
Installeer de bougie handmatig en met zorg, om te voorkomen dat deze
slecht wordt bevestigd.
6.
Zodra de bougie op zijn plaats is, dient deze met een bougiesleutel van 13/16
inch te worden aangedraaid om de afdichtring te comprimeren. Als er een
nieuwe bougie wordt geïnstalleerd, dient de bougie als deze op zijn plaats is
een ½ slag te worden gedraaid om de ring te comprimeren.
Als de originele bougie opnieuw wordt geïnstalleerd, dient de bougie als
deze op zijn plaats is een1/8‐1/4 slag te worden gedraaid om de ring te
comprimeren.
MUKC70P061015
C
OMPACTE DUMPER
KC70 ‐ K
UBOTA
81