OPMERKING
• De nummer van de aansluitklemmen van de binnen- en buitenunits
moeten overeenstemmen.
10.
AANBRENGEN VAN HET AANZUIGROOSTER · AFDEKPANEEL
Monteer het afdekpaneel en het aanzuigrooster voorzichtig in omgekeerde
volgorde wanneer deze waren verwijderd.
• Wanneer het aanzuigrooster wordt gemonteerd, moet de lip van het
aanzuigrooster in het ophanggedeelte van de binnenunit wordt
opgehangen zoals in afb. 38 is weergegeven.
VOORZORGSMAATREGELEN
Wanneer het aanzuigrooster wordt gesloten, kan de riem misschien
klem komen te zitten tussen rooster en binnenunit. Als het
aanzuigrooster wordt gesloten mag de riem niet aan de zijkant
uitsteken.
Rond gat
Riem
Binnenunit
Aanzuigrooster
11.
LOKALE INSTELLING
<<Zie ook de installatiehandleiding die aan de buitenunit is
bevestigd.>>
VOORZORGSMAATREGELEN
Voordat de instellingen ter plaatse worden uitgevoerd, moeten de
onderdelen worden gecontroleerd die zijn vermeld bij hoofdstuk 2 "1.
Items die moeten worden gecontroleerd nadat het installatiewerk is
voltooid" op pagina 3.
• Controleer of de installatie en leidingen van de airconditioner
volledig en correct zijn afgewerkt.
• Controleer of het deksel van schakelkast van de airconditioner
gesloten zijn.
<INSTELLING TER PLAATSE>
<Nadat de stroomtoevoer is ingeschakeld, dient overeenkomstig de
installatiestatus de instelling van de afstandsbediening ter plaatse worden
ingesteld.>
• Voer de instelling door de 3 waarden, "Functienr.", "EERSTE
CODENR." en "TWEEDE CODENR." in te stellen.
De instellingen zoals die in "
geven de fabrieksinstellingen aan.
• De methode voor de instelprocedure en bediening wordt aangeduid in
de installatiehandleiding die is meegeleverd met de afstandsbediening.
(Opmerking) Hoewel de instelling van de mogelijkheid "Functienr." als
groep is uitgevoerd, moet u, wanneer u van plan bent de
individuele instellingen met elke binnenunit uit te voeren
of dit te bevestigen nadat de instelling is uitgevoerd,
moet de instelling met behulp van "Functienr." worden
uitgevoerd zoals in de parenthesis ( ) is aangegeven.
• Wanneer gebruik wordt gemaakt van een afstandsbediening voor het
wijzigen van de invoer van de modus GEFORCEERD UIT of Aan/Uit.
[1] Open met behulp van de afstandsbediening de modus Lokale
instelling.
[2] Kies Functienr. "12".
[3] Stel het EERSTE CODENR. in op "1".
[4-1] Stel voor Geforceerd uit het TWEEDE CODENR. in op "01".
[4-2] Stel voor Aan/uit het TWEEDE CODENR. in op "02".
(Af fabriek ingesteld op GEFORCEERD UIT.)
16
Rond gat
Haak
Haak
Riem
Kruisgat
Afb. 38
" in de tabel zijn weergegeven
• Vraag uw klant om de handleiding samen met de
bedieningshandleiding aan de afstandsbediening vast kan blijven
zitten.
• Voer geen andere instellingen uit dan in de tabel worden weergegeven.
11-1
INSTELLING WANNEER EEN OPTIONELE ACCESSOIRE IS
AANGESLOTEN
• Raadpleeg wanneer een als optie verkrijgbare accessoire is
aangesloten, de installatiehandleiding van de als optie verkrijgbare
accessoire voor de instelling.
11-2
BIJ GEBRUIK VAN DE DRAADLOZE AFSTANDSBEDIENING
• Bij het gebruik van een draadloze afstandsbediening moet het adres
van de draadloze afstandsbediening worden ingesteld.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de draadloze
afstandsbediening.
11-3
DE PLAFONDHOOGTE INSTELLEN (KLASSE 100 OF LAGER)
• Wanneer een binnenunit van klasse 35 - 100 wordt gemonteerd, moet
het TWEEDE CODENR. overeenkomstig de plafondhoogte worden
ingesteld.
Tabel 3
Plafondhoogte (m)
Klasse
Klasse
35,50
60,71
2,7
2,7
Standaard
of
of
minder
minder
Hoog
2,7 -
2,7 -
plafond
3,5
3,5
11-4
INSTELLING FILTERAANDUIDING
• Op de afstandsbediening wordt een melding uitgegeven omtrent de
luchtfilterreinigingstijd.
• Stel het TWEEDE CODENR. in Tabel 5 in overeenkomstig de
hoeveelheid stof of vervuiling in de kamer.
• Hoewel de binnenunit is voorzien van een filter met een lange
levensduur, is het noodzakelijk om het filter, om verstopping van het
filter te voorkomen, periodiek te reinigen. Leg dit a.u.b. ook uit aan de
klant.
• De periodieke filterreinigingstijd kan afhankelijk van de omgeving korter
worden.
Tabel 4
Filteruren
Vervuiling
(type lange
levensduur)
Ca.
Normaal
2500 uur
Sterker
Ca.
vervuild
1250 uur
Met aanduiding
Geen aanduiding
* Gebruik de instelling "Geen aanduiding" wanneer de
reinigingsaanduiding niet noodzakelijke is omdat het filter
periodiek wordt gereinigd.
11-5
DE VENTILATORSNELHEID INSTELLEN WANNEER
DE THERMOSTAAT UIT IS
• Stel de ventilatorsnelheid na overleg met de klant in op de
gebruiksomgeving.
Tabel 5
Functie-
EERSTE
Klasse
nr.
CODENR.
CODENR.
100
3,8
of
minder 13 (23)
0
3,8 -
4,3
EERSTE
TWEEDE
Functienr.
CODENR.
CODENR.
0
10 (20)
3
Nederlands
TWEEDE
01
02
01
02
01
02