Montage op het dak:
Montage op de grond:
Montage op de grond
EWAD120~170
D
>A
1
D
2
3+4
>B
100
5
6
Bevestig ankerbouten (1) in de betonnen fundering.
Controleer bij de definitieve bevestiging van de unit met behulp
van deze ankerbouten, of de borgschijven voor DIN434-rails (2)
en zowel de lokaal geleverde rubberplaten (3) als de lokaal
geleverde ruwe kurk- of rubbervellen (4) voor betere
trillingsisolatie geplaatst werden zoals afgebeeld.
Om het loodgieterswerk en de afvoer te vergemakkelijken moet
de betonnen ondergrond ongeveer 100 mm boven de grond
liggen.
Type
A
B
EWAD120
3980
1110
EWAD150
3980
1110
EWAD170
3980
1110
EWAD240
5000
2210
EWAD300
5000
2210
EWAD340
5000
2210
Zorg ervoor dat de fundering vlak en horizontaal is.
LET OP
De gegevens vermeld in de tabel zijn van toe-
passing als de basis is aangebracht in de grond
(5) of op een betonnen ondergrond (6). Als de
basis zich bevindt op een vlakke grond is het
mogelijk
om
ondergrond op te nemen in de dikte van de basis.
Als de basis is aangebracht op een betonnen
ondergrond dient u een afwatering (7) te voorzien.
Een afvoer is belangrijk, onafgezien van het feit of
de basis in de grond of op een betonnen
ondergrond is aangebracht (waterafvoer).
De verhouding van de bestanddelen van het
beton is als volgt: cement 1, zand 2 en grind 3.
Breng ijzerstaven aan van Ø10 mm met een
tussenafstand van 300 mm. De randen van de
betonnen ondergrond moeten ook afgerond zijn.
Montagehandleiding
3
De unit moet worden gemonteerd op een
geraamte van staal of balken of op een
betonnen ondergrond.
De unit moet worden gemonteerd op een
stevige ondergrond. Het is aangewezen
om de unit met behulp van ankerbouten
te bevestigen op een betonnen
ondergrond.
EWAD240~340
>B
>B
E
E
C
D
>A
D
7
ankerbout
C
D
E
maat
—
1800
1013
M16X200
—
1800
1013
M16x200
—
1800
1013
M16x200
500
1478
2125
M16x200
500
1478
2125
M16x200
500
1478
2125
M16x200
de
dikte
van
de
betonnen
V
OORBEREIDING
VAN HET WATERCIRCUIT
De units zijn uitgerust met een waterinlaat en -uitlaat voor aansluiting
op een koelwatercircuit. Dit circuit moet worden voorzien door een
erkend technicus en in overeenstemming zijn met de geldende
Europese en nationale reglementeringen.
Als er lucht of vuil in het watercircuit terechtkomt, kunnen
er storingen ontstaan.
Daarom moet u bij het aansluiten van het watercircuit
steeds rekening houden met het volgende:
1.
Gebruik uitsluitend zuivere leidingen.
2.
Houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen.
3.
Dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding
door een muur steekt, zodat er geen stof of vuil kan
indringen.
Controleer de volgende punten vooraleer de montage van de unit
verder te zetten:
1
Als algemene stelregel voor deze en
andere units, is het aanbevolen te
controleren
temperatuursensoren in de aansluit-
leidingen steken voordat het systeem
in gebruik wordt genomen (zie afbeelding).
2
Een filter aansluiten
Aan-
tal
3
Aansluiten van de tegenleidingen
6
6
Las de bijgeleverde tegenleidingen aan de uiteinden van het
6
watercircuit en sluit ze aan op de unit met de bijgeleverde
6
Victaulic
®
-koppelingen.
6
4
Alle lage punten van het systeem moeten worden voorzien van
6
afvoerstoppen. Dit maakt het mogelijk om bij onderhoud of
volledige stopzetting van het systeem het hele circuit te laten
afvoeren.
5
Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge punten in het systeem.
De ontluchtingspunten moeten zich op gemakkelijk toeganke-
lijke punten bevinden.
6
Afsluitkranen moeten voorzien worden rond de eenheid, zodat
normaal onderhoud kan uitgevoerd worden zonder het systeem
te laten leeglopen.
7
Trillingsdempers worden aanbevolen in alle leidingen die ver-
bonden zijn met de koeler om spanningen in de leidingen en
overbrenging van trillingen en geluid te voorkomen.
8
Bij units in een DICN configuratie met een gemeenschappelijke
wateruitlaatbesturing
voorzien voor de bijkomende watertemperatuursensor. De
sensor en sensorhouder zijn als opties verkrijgbaar.
Die inbrengopening moet van het type 1/4" GAS binnendraad
zijn en gelegen zijn in de gemengde waterstroom van de
waterkoelers.
,
CONTROLE EN AANSLUITING
hoe
diep
de
water-
Voor de waterinlaat van de verdamper moet een
filter worden gemonteerd (afstand <0,5 m). Het
filter moet mazen met een diameter van ≤2,0 mm
hebben en beschermt de verdamper tegen
verstopping.
Een verkeerd gemonteerd filter zal de apparatuur
ernstig
beschadigen
(de
bevriezen).
moet
een
inbrengopening
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen
≤ 50 mm
verdamper
kan
worden
EWAD120~340MBYNN
4PW22682-1