Namen van onderdelen en functies
2 Draai aan de BEAT FX-kanaalkeuzeschakelaar.
Hiermee selecteert u een kanaal waarop het effect moet worden toegepast.
• [1] tot [4], [AUX]: het effect wordt toegepast op het geluid van de betreffende
kanalen.
• [MIC1], [MIC2], [MIC1+2]: het effect wordt enkel toegepast op het geluid van
het [MIC1]- of het [MIC2]-kanaal of het effect wordt toegepast op het geluid
van de kanalen [MIC1] en [MIC2].
• [CROSSFADER A], [CROSSFADER B]: het effect wordt toegepast op het
geluid van de [A]-kant (links) of de [B]-kant (rechts) van de crossfader.
• [MASTER]: het effect wordt toegepast op het geluid van het kanaal
[MASTER].
3 Druk op de knop [BEAT ] of [BEAT ].
Hiermee verhoogt of verlaagt u de tijd van het effect.
De tijd van het effect overeenkomstig de geselecteerde lengte, wordt
automatisch ingesteld.
4 Druk op de knop [HI], [MID] of [LOW] van [FX FREQUENCY].
U kunt [HI], [MID] of [LOW] selecteren om effecten toe te passen.
5 Druk op de [BEAT FX ON/OFF]-knop.
U kunt de temporele parameter van het effect aanpassen door aan de [TIME]-
regelaar te draaien.
U kunt de kwantitatieve parameter van het effect aanpassen door aan de
[LEVEL/DEPTH]-regelaar te draaien.
De [ON/OFF]-knop knippert als het effect aan staat.
• Druk opnieuw op de [ON/OFF]-knop om het effect uit te zetten.
De BPM handmatig ingeven
Tik met uw vinger meer dan twee keer op de [TAP]-knop volgens de
beat van het geluid dat wordt afgespeeld.
De gemiddelde waarde van het interval waaraan op de knop wordt
getikt, wordt ingesteld bij de BPM.
104
Nl