Namen van onderdelen en functies
Een microfoon gebruiken
1 Sluit een microfoon aan op de [MIC1]- of de [MIC2]-
ingangsaansluiting.
2 Zet de [MIC (OFF, ON)]-schakelaar op [ON].
• De [MIC (OFF, ON)]-indicator gaat branden.
3 Draai aan de [MIC1 LEVEL]- of de [MIC2 LEVEL]-regelaar.
Regel het volume van het geluid dat wordt afgespeeld via het [MIC]-kanaal.
• Als u de regelaar helemaal naar rechts draait, is het volume van het geluid
dat wordt afgespeeld hoog.
4 Geef audio in de microfoon in.
De kwaliteit van het geluid regelen
Draai aan de [MIC EQ (HI, MID, LOW)]-regelaar van het [MIC]-kanaal.
– [HI]: –12 dB tot +12 dB (10 kHz)
– [MID]: –12 dB tot +12 dB (2,5 kHz)
– [LOW]: –12 dB tot +12 dB (100 Hz)
Geluid afspelen via de [BOOTH]-uitgangsaansluitingen
Draai aan de [BOOTH LEVEL]-regelaar.
Hiermee regelt u het niveau van het geluid dat wordt afgespeeld via de
[BOOTH]-uitgangsaansluiting.
BEAT FX gebruiken
U kunt direct allerlei effecten instellen die bij het tempo (BPM = beats
per minuut) van het momenteel afgespeelde muziekstuk passen.
1 Draai aan de [BEAT FX]-keuzeschakelaar.
Hiermee selecteert u een type effect.
103
Nl