Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Danfoss DHP-S Installatiehandleiding pagina 41

Inhoudsopgave

Advertenties

in de zomertijd, als er geen verwarming nodig is, worden ingesteld op 22-25°C. Dit om een aangename vloertem-
peratuur te realiseren.
In huizen met kelder moet de MIN-temperatuur worden ingesteld op een geschikte temperatuur om te voorkomen
dat het binnenklimaat 's zomers in de kelder onprettig aanvoelt. Een voorwaarde om warmte in de kelder te houden
in de zomer is dat alle radiatoren over thermostaatkleppen beschikken die de warmte in de rest van het huis uit-
schakelen. Het is van het grootste belang dat het verwarmingssysteem en de radiatorkranen goed op elkaar zijn
afgestemd. Aangezien de uiteindelijke klanten dit vaak zelf moeten doen, is het belangrijk dat u de klant uitlegt hoe
dit correct wordt uitgevoerd. Vergeet niet dat ook de waarde voor WARMTESTOP omhoog moet worden bijgesteld
voor verwarming in de zomer.
11.2.6
TEMPERATUREN
De warmtepomp kan een grafiek weergeven met de historie van de temperaturen voor de verschillende sensoren.
U kunt de verandering tot 60 meetpunten terug bekijken. Het tijdsinterval tussen de meetpunten kan worden bij-
gesteld van één minuut tot één uur. Af fabriek is de instelling één minuut.
De historie van alle sensoren is beschikbaar, maar voor de kamersensor is alleen de ingestelde waarde zichtbaar op
de display. De integraalwaarde die kan worden weergegeven, is de energiebalans van het verwarmingssysteem.
11.2.7
INTEGRAAL
De warmtevraag in het huis hangt af van het jaargetijde en het weer en is niet constant. De warmtevraag kan als
temperatuursverschil worden uitgedrukt en kan worden berekend met een integraalwaarde als resultaat (warmtev-
raag). Het regelsysteem gebruikt meerdere parameters om de integraalwaarde te berekenen.
Voor het starten van de warmtepomp is een tekort aan warmte nodig en er zijn drie verschillende integraalwaarden:
A1 (af fabriek ingestelde waarde = -60) die de compressor start, A2 (af fabriek ingestelde waarde = -600) die de
bijverwarming start en A3 die de externe bijverwarming start. Tijdens de warmteproductie wordt het tekort verkleind
en wanneer de warmtepomp stopt, veroorzaakt de traagheid in het systeem een warmteoverschot.
De integraalwaarde is een maatstaf voor het oppervlak onder de tijdas en wordt uitgedrukt in graadminuten. In de
afbeelding hieronder ziet u de fabrieksinstellingen voor de integraalwaarden van de warmtepomp. Als de integra-
alwaarde de ingestelde waarde voor INTEGRAAL A1 bereikt, start de compressor. Als de integraalwaarde niet daalt,
maar in plaats daarvan door blijft stijgen, start de interne bijverwarming als de integraalwaarde de ingestelde waarde
voor A2 bereikt en de externe bijverwarming bij de ingestelde waarde voor A3.
1
1 5
11
15
1 2
16
9
Afbeelding 23.
Legenda
1
Integraal
2
Warmteoverschot
3
INTEGRAAL A1
2
3
4
1 0
8
Start en stop van warmtepomp op basis van integraalwaarde
5
1 4
11
1 3
2
3
4
15
1 2
1 0
9
8
Installatiehandleiding VMGFB210 – 39
5
6
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave