GEVAREN, WAARSCHUWINGEN
EN AANDACHTSPUNTEN
!
GEVAREN:
Onmiddellijke gevaren die leiden tot ernstig of
dodelijk letsel
.
• Gevaarlijke elektrische uitgang. Deze apparatuur is
uitsluitend voor gebruik door bevoegd personeel.
• Explosiegevaar. Niet gebruiken in de buurt van
brandbare of verdovende gassen. Wees voorzichtig als
u dit apparaat gebruikt in de buurt van zuurstofbronnen
(zoals ademhalingsapparaten of beademingsslangen).
Draai de gasbron dicht, of plaats deze zo nodig uit de
buurt van de patiënt tijdens defibrillatie.
• De DDU-120-AED is niet geëvalueerd of goedgekeurd
voor gebruik op gevaarlijke plaatsen zoals gedefinieerd
in de Amerikaanse nationale elektriciteitsregelgeving,
de National Electric Code. In navolging van de
IEC-classificatie mag de DDU-120-AED niet worden
gebruikt in aanwezigheid van ontvlambare stoffen/
luchtmengsels.
!
WAARSCHUWINGEN:
Situaties, gevaren of onveilige praktijken die tot ernstig
lichamelijk letsel of overlijden kunnen leiden.
• Niet bedoeld om te worden gebruikt in een omgeving
met elektrochirurgische apparatuur met hoge frequentie.
• Onjuist gebruik kan letsel veroorzaken. Gebruik
de DDU-120-AED uitsluitend volgens de instructies
in de gebruikershandleiding en gebruikersgids. De
DDU-120-AED levert elektrische energie die mogelijk
overlijden of letsel kan veroorzaken als het apparaat
op onjuiste wijze wordt gebruikt of ontladen.
• Onjuist onderhoud kan ertoe leiden dat de
DDU-120-AED niet functioneert. De DDU-120-AED
moet worden onderhouden volgens de beschrijving
in de gebruikershandleiding. De AED bevat geen
onderdelen waaraan de gebruiker onderhoud kan
verrichten. Haal het apparaat dus niet uit elkaar.
• Aanpassing van deze apparatuur is niet toegestaan
• Gevaar voor elektrische schokken Gevaarlijke
hoge spanningen en stroomsterkten zijn aanwezig.
Open het apparaat niet, verwijder het deksel (of
de achterkant) niet en probeer geen reparaties uit
te voeren. De DDU-120-AED bevat geen onderdelen
waaraan de gebruiker onderhoud kan verrichten.
Laat servicewerkzaamheden over aan bevoegd
servicepersoneel.
• Lithium-metaalbatterijpakken zijn niet herlaadbaar.
Pogingen om een lithium-metaalbatterijpak op te laden
kunnen brand of een explosie tot gevolg hebben.
Probeer het hoofdbatterijpak of de 9V-lithiumbatterij
22
niet op te laden.
DAC-E571-NL-DA
WAARSCHUWINGEN (vervolg)
• Dompel de batterij niet onder in water of andere
vloeistoffen. Onderdompeling in vloeistoffen kan brand
of ontploffing veroorzaken.
• Probeer de batterij niet op te laden, kort te sluiten,
te doorboren of te vervormen. Stel de batterij niet
bloot aan temperaturen boven de 50°C (122°F).
Verwijder de batterij wanneer deze leeg is.
• Laat geen vloeistoffen in de DDU-120-AED
binnendringen. Zorg ervoor dat er geen vloeistoffen
op de AED of accessoires worden gemorst. Als er
vloeistof wordt gemorst in de DDU-120-AED, kan deze
beschadigd raken, of kan er brand- of schokgevaar
ontstaan.
• De DDU-120-AED en de toebehoren mogen niet
worden gesteriliseerd.
• Gebruik uitsluitend zelfklevende wegwerpdefibrillatie-
elektroden van Defibtech, batterijen van Defibtech en
andere accessoires die geleverd zijn door Defibtech
of haar erkende distributeurs. Door het gebruik van
accessoires die niet door Defibtech zijn goedgekeurd,
functioneert het apparaat mogelijk niet naar behoren.
• Open het verzegelde elektrodenpak pas als de
elektroden gebruikt gaan worden.
• Raak de patiënt niet aan tijdens defibrillatie.
Defibrillatiestroom kan letsel van de gebruiker
of omstanders veroorzaken.
• Zorg dat de elektroden geen metalen voorwerpen
of apparatuur in contact met de patiënt aanraken
Raak geen met de patiënt verbonden apparatuur aan
tijdens defibrillatie. Koppel vóór de defibrillatie andere
elektrische apparatuur los van de patiënt.
• Dien geen schok toe terwijl de defibrillatie-elektroden
elkaar raken. Dien geen schok toe terwijl het
geloppervlak blootligt.
• Zorg dat de defibrillatie-elektroden elkaar niet raken,
en geen andere ECG-elektroden, geleidedraden,
verband, transdermale patches enz. raken. Dergelijk
contact kan tijdens de defibrillatie elektrische
vonkontlading en brandwonden op de huid van de
patiënt veroorzaken en kan de defibrillatie-energie van
het hart wegleiden.
• De defibrillatie-elektroden zijn uitsluitend bedoeld
voor eenmalig gebruik en moeten na gebruik worden
weggeworpen. Hergebruik kan leiden tot mogelijke
kruisbesmetting, slecht functioneren van het apparaat,
onvoldoende therapieafgifte en/of letsel bij de patiënt
of gebruiker.
• Vermijd contact tussen lichaamsdelen van de patiënt
en geleidende vloeistoffen zoals water, gel, bloed of
fysiologische zoutoplossing, en metalen voorwerpen,
die ongewenste paden voor de defibrillatiestroom
kunnen verschaffen.
WAARSCHUWINGEN (vervolg)
• Koppel vóór de defibrillatie alle niet-
defibrillatorbestendige apparatuur los van de patiënt
om gevaar voor elektrische schokken en mogelijke
beschadiging van die apparatuur te voorkomen.
• Agressieve of langdurige reanimatie bij een patiënt
op wie defibrillatie-elektroden zijn bevestigd, kan
beschadiging van de elektroden veroorzaken. Vervang
de defibrillatie-elektroden als ze tijdens het gebruik
beschadigd raken.
• Mogelijke radiofrequentiestoring (RF-storing)
van RF-apparaten zoals mobiele telefoons en
zendontvangapparaten kan onjuiste werking van de
AED veroorzaken. Gewoonlijk zal het gebruik van
een mobiele telefoon bij de AED geen probleem
veroorzaken; een afstand van 2 meter (6 feet) tussen
RF-apparaten en de DDU-120-AED wordt echter
aanbevolen.
• Reanimatie tijdens analyse kan onjuiste of vertraagde
diagnose door het patiënt-analysesysteem veroorzaken.
• Plaats geen defibrillatie-elektroden voor volwassenen
in de anterolaterale-anteroposterieure positie (voor-
achter). Mogelijk wordt hierdoor het advies om al dan
niet een schok toe te dienen op verkeerde gronden
gegeven. Bij de DDU-120-AED moeten de defibrillatie-
elektroden voor volwassenen in de anterolaterale-
anterolaterale positie (voor-voor) worden geplaatst.
• Sommige ritmen met zeer lage amplitude of lage
frequentie worden mogelijk geïnterpreteerd als niet-
schokbare VF-ritmen. Ook worden bepaalde VF-ritmen
mogelijk niet-schokbaar geacht.
• Aanraken of vervoeren van de patiënt tijdens
ECG-analyse kan onjuiste of vertraagde diagnose
veroorzaken, vooral als ritmen met zeer lage amplitude
of lage frequentie aanwezig zijn. Als de patiënt
vervoerd wordt, moet het voertuig gestopt worden
voor er een begin gemaakt wordt met de ECG-analyse.
• Bij patiënten met pacemakers kan de DDU-120-
AED minder gevoelig zijn en niet alle schokbare
ritmen detecteren. Als u weet dat de patiënt een
geïmplanteerde pacemaker heeft, plaats dan geen
elektroden recht boven een geïmplanteerd apparaat.
• Tijdens de defibrillatie kunnen luchtblaasjes tussen de
huid en de defibrillatie-elektroden brandwonden op
de huid van de patiënt veroorzaken. Om luchtblaasjes
te helpen voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat de
zelfklevende defibrillatie-elektroden volledig op de huid
gehecht zijn. Gebruik geen uitgedroogde of vervallen
defibrillatie-elektroden.
• Door de gebruiker gestarte en automatische zelftests
zijn bedoeld om te beoordelen of de DDU-120-AED
gebruiksklaar is. Geen enkele mate van testen kan
echter prestaties verzekeren of misbruik, beschadiging
of een defect detecteren dat na voltooiing van de
meest recente test is opgetreden.
Zie de gebruikershandleiding (op www.defibtech.com) voor meer gedetailleerde informatie.
WAARSCHUWINGEN (vervolg)
• Als beschadigde apparatuur of accessoires worden
gebruikt, kan het apparaat onjuist werken en/of kan
de patiënt of gebruiker letsel oplopen.
• Mochten de gesproken instructies om de een of
andere reden niet te horen zijn (bijvoorbeeld in een
lawaaierige omgeving), volg dan de ledlampjes aan
de voorzijde van de AED om de reanimatie voort
te zetten.
!
AANDACHTSPUNTEN:
Situaties, gevaren of onveilige praktijken die gering
lichamelijk letsel, beschadiging van de DDU-120-AED of
gegevensverlies kunnen veroorzaken.
• Volg alle instructies op het etiket van de batterij.
Plaats geen batterijpakken waarvan de vervaldatum
is verstreken.
• Volg alle instructies op het etiket van de defibrillatie-
elektroden. Gebruik defibrillatie-elektroden vóór hun
vervaldatum. Gebruik defibrillatie-elektroden niet
opnieuw. Gooi defibrillatie-elektroden na gebruik weg
(wanneer u vermoedt dat de elektroden niet goed
functioneren, dient u ze aan Defibtech te retourneren
om ze te laten testen).
• De defribillatie-elektroden mogen niet langer dan
24 uur continu met de huid van patiënt in contact zijn.
• Recycleer lithiumbatterijen of gooi ze weg in
overeenstemming met de nationale en/of plaatselijke
wetgeving. Om brand- en ontploffingsgevaar te
vermijden, mogen batterijen niet verbrand worden.
Niet pletten.
• Gebruik en bewaar de DDU-120-AED alleen binnen het
bereik van de in de technische specificaties vermelde
omgevingsomstandigheden.
• Koppel de DDU-120-AED zo mogelijk los van de
patiënt alvorens andere defibrillatoren te gebruiken.
• Bij gebruik van datakaarten (DDC-kaarten) van
een ander merk dan Defibtech kan het apparaat
beschadigd raken en vervalt de garantie.
• Hoewel de DDU-120-AED is ontworpen voor gebruik
in het veld onder een grote verscheidenheid aan
omstandigheden, kan de eenheid bij ruwe behandeling
die buiten de specificaties valt, beschadigd raken.
• Door de federale wetgeving van de Verenigde Staten
mag de verkoop van dit apparaat slechts plaatsvinden
door, of op bestelling van een arts.
DAC-E571-NL-DA
23