Elektrische aansluiting
3.
2.
PE
12
Promag L, W
1.
Sluit de leidingflenzen en de transmitter aan via de aardkabel.
2.
Installeer de afscherming van de signaalkabels via een condensator (aanbevolen waarde
1,5 µF/50 V).
3.
Instrument aangesloten op de voedingsspanning zodanig dat deze zweeft ten opzichte
van de randaarde (isolatie transformator). Deze maatregel is niet nodig in geval van een
24 VDC voedingsspanning zonder (= SELV voedingseenheid).
5.4.4
Promag W: aansluitvoorbeelden met een mediumpotentiaal dat niet gelijk is
aan de randaarde met de optie "Meting geïsoleerd ten opzichte van aarde"
In deze gevallen kan het mediumpotentiaal verschillen van het potentiaal van het instrument.
Inleiding
De optie "Meting geïsoleerd ten opzichte van aarde" maakt galvanische scheiding mogelijk van
het meetsysteem van het instrumentpotentiaal. Dit minimaliseert schadelijke
compensatiestromen die worden veroorzaakt door potentiaalverschillen tussen het medium
en het instrument. De optie "Meting geïsoleerd ten opzichte van aarde" is als optie
beschikbaar: bestelcode voor "Sensoroptie", optie CV
Bedrijfscondities voor gebruik van de optie "Meting geïsoleerd ten opzichte van aarde"
Instrumentuitvoering
Verschil in spanning tussen mediumpotentiaal en
instrumentpotentiaal
Wisselspanningsfrequenties in het medium of op het
aardpotentiaal (PE)
• Om de gespecificeerde meetnauwkeurigheid voor de geleidbaarheid te bereiken,
verdient een geleidbaarheidskalibratie aanbeveling wanneer het instrument is
geïnstalleerd.
• Een volle-meetbuisinregeling wordt geadviseerd wanneer het instrument is
geïnstalleerd.
34
+
–
≠ P
=
P
P
M
A0042253
3.
2.
13
Promag D
Compacte uitvoering en separate uitvoering
(lengte van de verbindingskabel ≤ 10 m)
Zo klein mogelijk, normaal gesproken in het mV-gebied
Onder typische nationale netvoedingsfrequentie
Flowmeter Proline 400
+
–
PE
≠ P
=
P
P
M
Endress+Hauser
A0045826