Elektrische aansluiting
5.2.4
Voorbereiden van het meetinstrument
Voer de stappen uit in de onderstaande volgorde:
1.
Monteer de sensor en de transmitter.
2.
Aansluiting behuizing, sensor: sluit de verbindingskabel aan.
3.
Transmitter: sluit de verbindingskabel aan.
4.
Transmitter: sluit de signaalkabel en de voedingskabel aan.
LET OP
Onvoldoende afdichting van de behuizing!
De bedrijfszekerheid van het meetinstrument kan in gevaar komen.
‣
Gebruik geschikte kabelwartels passend bij de beschermingsklasse.
1.
Verwijder de dummy-plug indien aanwezig.
2.
Indien het meetinstrument is geleverd zonder kabelwartels:
Plaats geschikte kabelwartels voor de betreffende verbindingskabel.
3.
Indien het meetinstrument is geleverd met kabelwartels:
Houd de voorschriften voor de verbindingskabels aan → 20.
5.2.5
Voorbereiden van de verbindingskabel voor de separate uitvoering
Let op de volgende punten bij het aanslaan van de verbindingskabel:
1.
In geval van de elektrodekabel:
Waarborg dat de adereindhulzen de aderafschermingen aan de sensorzijde niet raken.
Minimale afstand = 1 mm (uitzondering: groene "GND" kabel)
2.
In geval van de spoelstroomkabel:
Isoleer één ader van de drie-aderige kabel op het niveau van de aderversterking. U heeft
slechts twee aders nodig voor de aansluiting.
3.
Voor kabels met soepele aders:
breng adereindhulzen op de aders aan.
22
Flowmeter Proline 400
Endress+Hauser