2
Wijzig de instellingen waar nodig.
De opnamestand kan gewijzigd worden
in [Belichtingsfunctie] van het
[A Opnamemodus 1] menu.
Het scherm wordt alleen weergegeven
als de functiekiezer ingesteld is op B
of C.
3
Maak een opname.
De instellingen die zijn gewijzigd in stap 2 worden niet opgeslagen als
instellingen van stand A. De camera keert na uitschakeling terug naar
de instellingen die oorspronkelijk waren opgeslagen. Om de oorspronkelijke
instellingen te wijzigen, slaat u de instellingen van stand A opnieuw op.
Standaardinstellingen herstellen
Reset de instellingen die zijn opgeslagen in de A stand naar
de standaard instellingen.
1
Selecteer [USER-stand resetten] bij Stap 3 van p.186 en druk
op de vierwegbesturing (5).
Het scherm [USER-stand resetten] verschijnt.
2
Gebruik de vierwegbesturing (23) voor het selecteren van
[USER1] of [USER2], en druk op de vierwegbesturing (5).
1
2 3 4
Belichtingsfunctie
Belichtingsfunctie
Aangepaste opname
Aangepaste opname
Digitaal filter
Digitaal filter
HDR-opname
HDR-opname
Opname-instell. foto's
Opname-instell. foto's
Autom. lichtmeting
Autom. lichtmeting
Annul.
Annul.
MENU
189
OK
OK
OK
5