Configuratie voor gebruik bij een patiënt
In de gegevensset Mechanics worden de plateaudruk, totale
PEEP, statische compliantie, inspiratoire en expiratoire weerstand
weergegeven. Als met behulp van de manoeuvre geen stabiele
statische druk kan worden verkregen (er is patiëntinspanning
aanwezig) of als niet wordt voldaan aan andere uitsluitingscriteria,
worden de betreffende berekende waarden niet weergegeven.
Zie "Opslagfunctie" en "Downloadfunctie" verderop voor details over
het opslaan van Extended Function-schermbestanden.
P0.1-meting
Tijdens het beademen is de P0.1-meetfunctie beschikbaar ter
beoordeling van de ademdrang van de patiënt. Deze meetwaarde
kan worden gebruikt als een prognose-instrument met betrekking
tot de kans van slagen om de patiënt geleidelijk van de beademing
af te halen.
Deze functie wordt ingeschakeld met de knop P0.1 op het scherm
Technical. Ze is beschikbaar in alle modi en bij alle ademslagtypen.
De functie is niet beschikbaar als niet-invasieve beademing (NIV)
geactiveerd is.
Zorg dat de trigger-instelling geoptimaliseerd is voordat u deze
functie gebruikt. De meetwaarde P0.1 is het verschil tussen de druk
waarbij een patiëntinspanning (trigger) wordt gedetecteerd en de
druk 100 milliseconden later.
Een P0.1-meting verrichten
Zie uitvouwtekening F10 voor een voorbeeld van het scherm Technical.
1. Druk op de menuknop Setup & Calibration op het
bedieningspaneel.
2. Raak TECHNICAL aan
3. Raak P0.1 aan om de functie in te schakelen. Het scherm
verandert in het hoofdscherm.
4. Raak START P0.1 aan om de meting te starten.
(Afbeelding 4-4) Het meetresultaat wordt weergegeven nadat
de eerste patiënt-trigger gedetecteerd is.
5. Raak SAVE aan om het meetresultaat en het schermbeeld
op te slaan. De meetwaarde wordt vastgelegd in de
gebeurtenisgeschiedenis en het schermbeeld wordt
opgeslagen in de Screen Files List.
6. Raak START aan om weer de gewone grafiek te laten
bijhouden op het scherm.
5-1
OPR360U-NL Rev. A 02-2013
4
OPR360U A0509
4-13