4.
Selecteer de INGANG-functie
Selecteer "INGANG 2" met behulp van de Ingangsfunctietoetsen (INPUT) op de projector of de Ingangsfunctietoetsen
(INPUT 2) op de afstandsbediening.
Op de afstandsbediening
Op de projector
• Als u op de projector op
• Als u de afstandsbediening wilt gebruiken, druk dan op
5.
Stel het geprojecteerde beeld in
1 1 1 1 1 Stel het geprojecteerde beeld scherp en pas de grootte hiervan aan
Scherpstellen
• Stel het
geprojecteerde
beeld scherp met
behulp van de
scherpstelring.
2 2 2 2 2 Stel de positie van het geprojecteerde beeld en de projectiehoek in
Positie van de
projectie
• Stel de positie
van het
geprojecteerde
beeld in met
behulp van de
lens-shift
hendeltje.
3 3 3 3 3 Corrigeer de trapeziumvervorming
Trapeziumvervorming corrigeren met behulp van perspectivische vervorming.
Op de
afstandsbediening
6.
Schakel de spanning uit
Druk op de STANDBY-toets. Als het bevestigingsbericht wordt weergegeven, drukt u nogmaals op deze toets,
om de projector in de stand-bystand te zetten.
Op de afstandsbediening
Op de projector
• Trek het netsnoer uit het stopcontact, nadat de ventilator is gestopt.
"
drukt, schakelt de Ingangfunctie om naar
Bladzijde 30
Bladzijde 32
Comprimeert de bovenkant.
"
In-beeld-display
In-beeld-display
INGANG 1
/
/
om om te schakelen naar de INGANG-functie.
Zoomen
• Stel de
geprojecteerde
beeldgrootte in
met behulp van
de zoomknop.
Hoek
• Stel de
projectiehoek in
met behulp van
de Hoogte
aanpassentoets
(HEIGHT
ADJUST).
Comprimeert de onderkant.
INGANG 2
INGANG 3
.
Bladzijde 27
Inzoomen
Uitzoomen
Bladzijde 30
Bladzijde 31
Bladzijde 29
Bladzijde 28
NL
-9