gebeurtenissengedeelte in het venster "Trends" en op de achtergrond van de parameter-
widget, door te knipperen met een frequentie van 0,8 Hz, en ook door een geluidssignaal
met een interval van 16,1 seconden tussen pulsseries en een effectieve duur van 164 ms bij
3 pulsen met een interval tussen pulsen van 220 ms.
De
hoge
alarmprioriteit
gebeurtenissengedeelte in het venster "Trends" en op de achtergrond van de parameter-
widget, door te knipperen met een frequentie van 2 Hz, en ook door een geluidssignaal met
een interval van 10,5 sec tussen pullseries en een effectieve duur van 168 ms bij 10 pulsen
met een interval tussen 1 en 2 pulsen van 110 ms, tussen 2 en 3 pulsen van 110 ms, tussen
3 en 4 pulsen van 390 ms, tussen 4 en 5 pulsen van 110 ms, tussen 5 en 6 pulsen van 660
ms, tussen 6 en 7 pulsen van 110 ms, tussen 7 en 8 pulsen van 110 ms, tussen 8 en 9
pulsen van 390 ms, tussen 9 en 10 pulsen van 110 ms.
In het uitvoerveld van de alarmen en gebeurtenissen in het venster "Trends" worden
gebeurtenissen grijs weergegeven (behalve de gebeurtenis "Power On" (Inschakelen), die
groen wordt weergegeven). Alarmen en gebeurtenissen worden geregistreerd in het
alarmlogboek en, indien nodig, weergegeven in de statusregel, zie tabel 2.4. Het
alarmlogboek wordt opgeslagen in het geheugen, maar wordt grafisch weergegeven in het
venster "Trends".
De statusregel en alarmgebeurtenissen verschillen in prioriteit: rood – hoge prioriteit,
geel – gemiddelde prioriteit, blauw – lage prioriteit. Een informatiebericht over een
technische gebeurtenis in de statusregel wordt alleen grijs of groen weergegeven wanneer
de netvoeding wordt ingeschakeld.
De statusregel geeft alarmen en gebeurtenissen automatisch weer met een frequentie
van 0,4 Hz. Als er in de statusregel meerdere alarmen tegelijkertijd optreden, wordt het
aantal en de volgorde van de gebeurtenissen weergegeven, bijv.: "Time not set (2/ 5)" (Tijd
niet ingesteld (2/5)).
De alarmresponstijd voor een van de bewaakte parameters is maximaal 20 s.
Als het alarmsysteem gedurende een beperkte periode een totale stroomuitval
(netvoeding en/of interne elektrische voedingsbron) heeft gehad, wordt de inhoud van het
logboek opgeslagen in het niet-vluchtige geheugen van het apparaat.
Alarmen worden herhaaldelijk in het logboek geregistreerd. Alle alarmen (volgens tabel
2.4) worden gedurende 72 uur, elke 5 seconden, geregistreerd. Het logboek wordt
opgeslagen in het niet-vluchtige geheugen van het apparaat.
Het geluidsniveau dat tijdens normaal gebruik van het apparaat wordt gegenereerd,
moet maximaal 50 dB zijn.
Het maximaal instelbare volumeniveau van alarmsignalen moet ten minste 40 dB zijn.
Het volumeniveau van alarmsignalen moet maximaal 80 dB zijn.
Alarmgrenzen in door de fabrikant geconfigureerde voorinstellingen voor alarmen:
- RSP lage limiet - 5,
- RSP hoge limiet - 40,
- FiAX, EtAx lage limiet - 0%,
- FiAX, EtAx hoge limiet - 4%,
wordt
rood
weergegeven
BEDIENING
in
het
alarm-
en
63