Aansluiting van de in- en uitgangen
AANWIJZING!
De klemmenaansluiting is afhankelijk van
de softwareconfiguratie in de TOPAX® DX.
Deze is vervolgens weer afhankelijk van
de inrichting.
Voor de inrichting moet het bijgeleverde protocol
en klemmenplan gevolgd worden. Volgens dit
klemmenplan kan het apparaat bekabeld en in
bedrijf genomen worden.
Wanneer de huidige softwareconfiguratie niet
overeenkomt met de gewenste toepassing, zullen
de in- en uitgangen van het apparaat nieuw
geconfigureerd worden. (zie hoofdstuk 4.8). Na
nieuwe configuratie wordt het nieuwe
klemmenplan in het display weergegeven.
Aansluiting van de voedingsspanning
Het apparaat heeft geen netschakelaar en wordt
na aansluiten op het net direct gestart. Indien
gewenst kan er een schakelaar resp.
beschermingsschakelaar worden toegepast.
Aansluiting van de voedingsspanning volgt op de
hoofdprint volgens bijgevoegd klemmenplan (zie
hoofdstuk 4.6)
LET OP!
Inschakeling van de netspanning mag niet
over een timer lopen.
Zekering
De TOPAX® DX is intern voorzien van een
zekering T2A. De interne zekering onderbreekt
bij kortsluiting de netspanning. Een extra
toegevoegde externe zekering mag niet lager zijn
dan 2 A (traag).
De zekering bevindt zich in de achterste
behuizing op de voedingsprint (zie Fig. 4.11 en
4.12). oor het wisselen van de zekering moet de
kap over het netgedeelte met behulp van een
kruiskop schroevendraaier (vier schroeven)
verwijdert worden.
Fig. 4.11 Positie netgedeelte in achterbehuizing
Fig. 4.12 Positie zekering op de voedingsprint
Aansluiting van de elektroden
Meetkabels mogen niet parallel op korte afstand
(minder dan 15 cm) met netkabels resp.
krachtstroomleidingen aangelegd zijn. Er moeten
aparte kabelgoten gebruikt worden. Storende
velden kunnen de meting vervalsen. Netkabels
en meetkabels mogen elkaar niet op korte
afstand kruisen.
De maximaal toelaatbare lengte van de
meetkabel is afhankelijk van de soort sensor. Bij
hoogohmige metingen (b.v. pH- of Redox-
metingen) moet gelet worden op het volgende:
Aansluitingen en stekkerverbindingen
•
moeten schoon en droog zijn
De toegestane buigradius niet overschrijden
•
De kwaliteit van de meetkabels moet
•
overeenkomen met die van de opgave in de
databladen van de sensor
BELANGRIJK!
Er moet een ononderbroken kabel van de
sensor tot de meetingang gebruikt
worden. Verlenging van een kabel met
stekker of klemdoos verhoogt het risico
van storingen door vervuiling, vocht of te
hoge overgangsweerstanden.
Aansluiting van de regelaar
Bij het aansluiten van de regelaar moet het
aangestuurde apparaat spanningsvrij zijn om
ongecontroleerd starten en foutief functioneren te
voorkomen.
BELANGRIJK!
Om in geval van kortsluiting het versmelten
van de uitgangsrelais te verhinderen, moet
het apparaat op de maximale schakelstroom
afgezekerd zijn. Bij inductieve belasting
moeten de contacten van het relais met een
beschermingsschakeling zijn voorzien
(vonkvoorkoming). Door de fabrikant wordt
een schakelontstoorder/vonkvoorkomer
(artikel 78614) aanbevolen.
Batterij wisselen
De levensduur van de ondersteuningsbatterij (type
Varta, CR1/2 AA, 2 Volt, Lithium) voor de interne klok
bedraagt ca. 5 tot 10 jaar. Wegvallen van de batterij
wordt in het display aangegeven. De batterij is op de
print van de display in het frontgedeelte (zie Fig.
4.13) gesoldeerd. Deze kan alleen met verstand van
solderen worden gewisseld.
Fig. 4.13 Batterij van de interne klok op de print van de
display
11