4
Herhaal deze controle bij werktemperatuur en besteed voldoende tijd aan het bereiken van een
minimale afwijking van de uitlijning.
5
Plaats de afscherming. Zie de figuur hieronder en de overeenkomstige tabel voor de maximaal
toelaatbare tolerantie bij de uitlijning van de helften van de koppeling.
Riemaandrijving
Aandrijfriemen verhogen ook de belasting op het aseind en de lagers. Daarom moeten bepaalde
beperkingen opgelegd worden voor de maximale asbelasting, viscositeit, pompdruk en snelheid.
3.19.8.7 Afscherming van bewegende delen
Voor de ingebruikname van de pomp moet een afscherming geplaatst worden over de koppeling of
de aandrijfriem. Deze afscherming moet in overeenstemming zijn met de norm EN 953 qua bouw en
ontwerp.
Voor pompen die werken bij temperaturen hoger dan 100°C moet men verzekeren dat de lager-
stoel en de lagers voldoende gekoeld worden door de omgevingslucht. Openingen in de lagerstoel
mogen niet afgeschermd worden indien de draaiende delen geen uitstekende delen hebben (spieën
of spiebanen) die letsel kunnen teweegbrengen (zie prEN809). Dit vereenvoudigt de inspectie en het
onderhoud van de asafdichting.
3.19.8.8 Elektrische verwarming
Wanneer een pomp met vrije aseinde of pompgroep wordt geleverd met enkel de
verwarmingspatronen voor elektrische verwarming (dus zonder ons bedieningspaneel
voor elektrische verwarming), moet de gebruiker zelf zorgen voor de aansluiting van de
verwarmingspatronen op de elektrische voeding (110 V of 230 V).
Het is aan te bevelen de verwarmingspatronen aan te sluiten op een elektronische of
elektrische voedingsregelinrichting, die wordt gestuurd door een temperatuursensor die nabij
de verwarmingspatronen is opgesteld. Om te voorkomen dat de motor start voor de vereiste
temperatuur van de pomp bereikt is, is het aan te bevelen deze elektronische of elektrische
voedingsregelinrichting te verbinden met de kring van de motor.
Als de verwarmingspatronen niet met een afzonderlijke aarddraad geleverd zijn, moet de installatie
een veilige aardverbinding voorzien.
Gebruik de verwarmingspatronen niet bij spanningen die groter zijn dan de waarde vermeld op de
verwarmingspatroon. Installeer goed gedimensioneerde zekeringen/verbrekers om het risico tot een
minimum te beperken.
Draai of vlecht de draden niet. Als draden kunnen doorbuigen, dient u ze te ondersteunen, zodat ze
aan het aansluituiteinde niet kunnen draaien of afbreken. Breng ook geen tape aan op draden waar
ze uit de verwarmingspatroon komen. De kleefstof in bepaalde tapes kan de verwarmingspatroon
verontreinigen en zijn levensduur verkorten.
Voor u de verwarmingspatronen aansluit, dient u de actuele voorschriften van uw lokale elektriciteits-
maatschappij en de norm EN 60204-1 te controleren. Laat de aansluiting van elektrische apparatuur
over aan gekwalificeerd personeel en tref de nodige maatregelen om schade aan elektrische
verbindingen en bedrading te voorkomen.
Verwarmingspatronen kunnen hoge temperaturen ontwikkelen. Let daarom zeer goed op dat
elk contact wordt vermeden tussen de verwarmingspatronen en brandbare materialen, en houd
brandbare materialen ver genoeg verwijderd, zodat ze niet door de hoge temperaturen kunnen
worden beïnvloed.
A.0500.452 – IM-TGGP/07.03 NL (12/2020)
Tolerantie bij de uitlijning
Va
Buitendiameter van
de koppeling [mm]
min [mm]
81-95
2
5*
96-110
2
5*
111-130
2
5*
131-140
2
5*
141-160
2
6*
161-180
2
6*
181-200
2
6*
201-225
2
6*
* = koppeling met afstandsstuk
Va
- Va
Vr
max
min
max
[mm]
[mm]
max [mm]
4
6*
0,15
0,15
4
6*
0,18
0,18
4
6*
0,21
0,21
4
6*
0,24
0,24
6
7*
0,27
0,27
6
7*
0,30
0,30
6
7*
0,34
0,34
6
7*
0,38
0,38
39