Problemen verhelpen
De alarmwoorden, waarschuwingswoorden en uitgebreide
statuswoorden kunnen voor diagnose worden uitgelezen via
een seriële bus of veldbusoptie. Zie ook 16-94 Uitgebr.
statusw..
WAARSCHUWING 1, 10 Volt laag:
De 10 V-spanning van klem 50 op de stuurkaart is minder
dan 10 V.
Verminder de belasting van klem 50, want de 10 V-voeding is
overbelast. Maximaal 15 mA of minimaal 590 Ω.
WAARSCHUWING/ALARM 2, Live zero-fout:
Het signaal op klem 53 of 54 is minder dan 50% van de
waarde die is ingesteld in respectievelijk 6-10 Klem 53 lage
spanning, 6-12 Klem 53 lage stroom, 6-20 Klem 54 lage
spanning of 6-22 Klem 54 lage stroom.
WAARSCHUWING/ALARM 3, Geen motor:
Er is geen motor aangesloten op de uitgang van de frequen-
tieomvormer.
7
7
WAARSCHUWING/ALARM 4, Faseverlies netvoeding:
Aan de voedingszijde ontbreekt een fase of de onbalans van
de netspanning is te hoog.
Deze melding verschijnt ook als er een fout optreedt in de
ingangsgelijkrichter op de frequentieomvormer.
Controleer de voedingsspanning en voedingsstromen naar
de frequentieomvormer.
WAARSCHUWING 5, DC-tussenkringspanning hoog:
De spanning in de tussenkring (DC) is hoger dan de
overspanningsbegrenzing van het stuursysteem. De
frequentieomvormer is nog steeds actief.
WAARSCHUWING 6, DC-tussenkringspanning laag:
De tussenkringspanning (DC) is lager dan de onderspan-
ningsbegrenzing van het stuursysteem. De
frequentieomvormer is nog steeds actief.
WAARSCHUWING/ALARM 7, DC-overspanning:
Als de tussenkringspanning hoger is dan de overspannings-
begrenzing schakelt de frequentieomvormer na een
bepaalde tijd uit.
Mogelijke correcties:
Sluit een remweerstand aan
Verleng de aan/uitlooptijd.
Activeer functies in 2-10 Remfunctie
Toename 14-26 Uitschakelvertraging bij inverterfout
WAARSCHUWING/ALARM 8, DC-onderspanning:
Als de tussenkringspanning (DC) lager wordt dan de waarde
voor 'Waarschuwing lage spanning' (zie bovenstaande tabel),
zal de frequentieomvormer controleren of de 24 V-reserve-
voeding is aangesloten.
Als geen 24 V-reservevoeding is aangesloten, schakelt de
frequentieomvormer uit na een bepaalde tijd die afhankelijk
is van de eenheid.
Zie de sectie 8.2 Algemene specificaties om te controleren of
de voedingsspanning geschikt is voor de frequentieom-
vormer.
70
®
VLT
Decentral Drive FCD 302 Bedieningshandleiding
®
MG.04.F1.10 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
WAARSCHUWING/ALARM 9, inverter overbelast:
De frequentieomvormer staat op het punt van uitschakeling
wegens overbelasting (te hoge stroom gedurende een te
lange tijd). De teller voor de thermo-elektronische inverter-
beveiliging geeft een waarschuwing bij 98% en schakelt uit
bij 100%, waarbij een alarm wordt gegenereerd. De frequen-
tieomvormer kan niet worden gereset totdat de teller onder
de 90% is gezakt.
De fout is dat de frequentieomvormer gedurende een te
lange tijd voor meer dan 100% is overbelast.
WAARSCHUWING/ALARM 10, Overtemperatuur motor-ETR:
De thermo-elektronische beveiliging (ETR) geeft aan dat de
motor te warm is. Via 1-90 Therm. motorbeveiliging kan
worden geselecteerd of de frequentieomvormer een
waarschuwing of een alarm moet geven wanneer de teller
100% bereikt. De fout is dat de motor gedurende een te
lange tijd voor meer dan 100% is overbelast. Controleer of
motor1-24 Motorstroom juist is ingesteld.
WAARSCHUWING/ALARM 11, Overtemperatuur motorther-
mistor:
De thermistor of de thermistoraansluiting is ontkoppeld. Via
1-90 Therm. motorbeveiliging kan worden geselecteerd of de
frequentieomvormer een waarschuwing of een alarm moet
geven wanneer de teller 100% bereikt. Controleer of de
thermistor juist is aangesloten tussen klem 53 of 54 (analoge
spanningsingang) en klem 50 (+10 V-voeding), of tussen
klem 18 of 19 (digitale ingang, alleen PNP) en klem 50. Als er
een KTY-sensor wordt gebruikt, moet u controleren op een
juiste aansluiting tussen klem 54 en 55.
WAARSCHUWING/ALARM 12, Koppelbegrenzing:
Het koppel is hoger dan de ingestelde waarde in 4-16 Koppel-
begrenzing motormodus (bij motorwerking) of
4-17 Koppelbegrenzing generatormodus (bij generator-
werking).
WAARSCHUWING/ALARM 13, Overstroom:
De piekstroombegrenzing van de omvormer (circa 200% van
de nominale stroom) is overschreden. De waarschuwing zal
ongeveer 8-12 s aanhouden, waarna de frequentieomvormer
uitschakelt en een alarm geeft. Schakel de frequentieom-
vormer uit en controleer of de motoras kan worden gedraaid
en of de maat van de motor geschikt is voor de frequentie-
omvormer.
Als uitgebreide mechanische rembesturing is geselecteerd,
kan de uitschakeling (trip) extern worden gereset.
ALARM 14, Aardfout:
Er vindt een ontlading plaats van de uitgangsfasen naar de
aarde, ofwel in de kabel tussen de frequentieomvormer en
de motor of in de motor zelf.
Schakel de frequentieomvormer uit en hef de aardfout op.
ALARM 15, Incomplete hardware:
Een gemonteerde optie kan niet worden verwerkt door de
huidige stuurkaart (hardware of software).
ALARM 16, Kortsluiting:
Er is kortsluiting op de motorklemmen of in de motor zelf.
Schakel de frequentieomvormer uit en hef de kortsluiting op.