Installatie
2.4.1 Vereisten
WAARSCHUWING
GEVAARLIJKE APPARATUUR
Draaiende assen en elektrische apparatuur kunnen gevaarlijk
zijn. Alle elektrische werkzaamheden moeten worden
uitgevoerd overeenkomstig de nationale en lokale elektrici-
teitsvoorschriften. Het wordt ten zeerste aangeraden om de
installatie, de inbedrijfstelling en het onderhoud uitsluitend
te laten uitvoeren door getraind en gekwalificeerd
personeel. Het niet opvolgen van de aanbevelingen kan
leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Voor uw eigen veiligheid dient u te voldoen aan de
volgende vereisten.
•
Elektronische regelapparatuur wordt aangesloten
op gevaarlijke netspanningen. Bescherm uzelf zeer
goed tegen elektrische gevaren wanneer u de
eenheid op de netvoeding aansluit.
•
Draag altijd een veiligheidsbril wanneer u aan
elektrische besturingen of draaiende apparatuur
werkt.
•
Houd de motorkabels van meerdere frequentieom-
vormers van elkaar gescheiden. Geïnduceerde
spanning van de uitgangskabels van motoren die
bij elkaar zijn geplaatst, kunnen de condensatoren
van de apparatuur van spanning voorzien, zelfs
wanneer de apparatuur is afgeschakeld en
vergrendeld (lockout).
Overbelastingsbeveiliging en beveiliging van apparatuur
•
Een elektronisch geactiveerde functie in de
frequentieomvormer zorgt voor een overbelasting-
sbeveiliging van de motor. Stel 1-90 Therm.
motorbeveiliging in op ETR (elektronisch thermisch
relais) voor een waarschuwingsuitschakeling,
indien gewenst. Hierbij wordt de motorstroom
gemeten en intern ingesteld op basis van de
geselecteerde waarde in 1-24 Motorstroom. Een 1,2
x FLA (stroomsterkte bij volledige belasting)
servicefactor is ingebouwd en wordt gehandhaafd.
Wanneer de motorstroom boven deze waarde
komt, zal de overbelastingsbeveiliging het
toenameniveau berekenen om de timer voor de
uitschakelfunctie (stoppen van de regelaaruitgang)
in te schakelen. Hoe meer stroom er wordt
getrokken, hoe sneller de uitschakelfunctie zal
reageren. De overbelastingsbeveiliging biedt een
motorbeveiliging volgens klasse 20. Zie hoofdstuk
7 Problemen verhelpen voor meer informatie over
de uitschakelfunctie.
•
Omdat er een hoogfrequente elektrische stroom
door de motorkabels loopt, is het belangrijk om de
kabels voor de netvoeding, de motor en de
besturing in afzonderlijke leidingen te plaatsen.
Gebruik afzonderlijk afgeschermde kabels of
®
VLT
Decentral Drive FCD 302 Bedieningshandleiding
®
MG.04.F1.10 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
metalen leidingen. Wanneer de voedingskabels,
motorkabels en stuurkabels niet worden
geïsoleerd, kan dit resulteren in lagere prestaties
van de apparatuur.
•
Wanneer de kabels in kabelgoten worden gelegd,
mogen gevoelige kabels zoals telefoon- of
datakabels niet in dezelfde kabelgoot worden
gelegd als de motorkabel. Als signaalkabels en
voedingskabels elkaar kruisen, moeten de kabels in
een hoek van 90° worden gelegd.
Kabeltype en nominale waarden
•
Alle kabels moeten voldoen aan de nationale en
lokale voorschriften ten aanzien van
dwarsdoorsneden en omgevingstemperatuur.
•
De afscherming moet een lage RF-impedantie
hebben. Dit wordt bereikt door toepassing van een
gevlochten afscherming van koper, aluminium of
ijzer.
•
Danfoss raadt aan om voor alle voedingsaanslui-
tingen gebruik te maken van kabels met
koperdraad dat bestand is tegen temperaturen van
minimaal 75 °C.
•
Zie sectie 8.1 Elektrische gegevens en kabelgroottes
voor aanbevolen kabelgroottes.
Kabelpakkingen
De gebruikte kabelpakkingen moeten geschikt zijn voor de
betreffende omgeving en zorgvuldig worden gemonteerd.
WAARSCHUWING
Monteer/verwijder het elektronische gedeelte niet terwijl de
netspanning ingeschakeld is.
2
2
13