Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Motoraansluiting; Motorbeveiliging - Danfoss VLT FCD 302 Bedieningshandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor VLT FCD 302:
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatie

2.4.4 Motoraansluiting

WAARSCHUWING
2
2
GEÏNDUCEERDE SPANNING
Houd de motoruitgangskabels van meerdere frequentieom-
vormers van elkaar gescheiden. Geïnduceerde spanning van
de uitgangskabels van motoren die bij elkaar zijn geplaatst,
kunnen de condensatoren van de apparatuur van spanning
voorzien, zelfs wanneer de apparatuur is afgeschakeld en
vergrendeld (lockout). Wanneer u de motoruitgangskabels
niet van elkaar gescheiden houdt, kan dit leiden tot ernstig
of dodelijk letsel.
VOORZICHTIG
KABELISOLATIE
Plaats de kabels voor het ingangsvermogen, de motor en de
besturing in drie afzonderlijke metalen leidingen of gebruik
afzonderlijk afgeschermde motor- en stuurkabels om
hoogfrequente ruis tegen te gaan. Wanneer de voedings-
kabels, motorkabels en stuurkabels niet op deze wijze
worden geïsoleerd, kan dit resulteren in lagere prestaties van
de frequentieomvormer en aanverwante apparatuur.

MOTORBEVEILIGING

Beveiliging tegen overbelasting van de motor maakt geen
deel uit van de fabrieksinstellingen. Als deze functie gewenst
is, stelt u 1-90 Therm. motorbeveiliging in op ETR-uitsch. 1 [4]
of ETR-waarsch. 1 [3].
Sluit de motor aan op de klemmen 96, 97, 98.
Sluit aarde aan op PE-klem.
Verzeker u ervan dat de afscherming van de
motorkabel aan beide uiteinden (motor en
frequentieomvormer) correct is geaard.
Zie sectie 8.1.1 Elektrische gegevens en kabelgroottes
voor de juiste kabeldoorsnede.
Nr.
96 97 98 Motorspanning 0-100% van netspanning
U
V
W
3 draden uit motor
U1 V1 W1
W2 U2 V2
U1 V1 W1 6 draden uit motor, sterschakeling
U2, V2, W2 moeten afzonderlijk onderling worden
aangesloten (optioneel klemmenblok)
PE
Aardverbinding
16
®
VLT
Decentral Drive FCD 302 Bedieningshandleiding
6 draden uit motor
®
MG.04.F1.10 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
NB
Monteer tussen de frequentieomvormer en de motor geen
condensatoren die de arbeidsfactor corrigeren.
Sluit geen starter of poolomschakelingsapparaat aan tussen
de frequentieomvormer en de motor.
Parallelle aansluiting van motoren
De frequentieomvormer kan een aantal parallel aangesloten
motoren besturen. Het totale stroomverbruik van de
motoren mag niet groter zijn dan de nominale uitgangs-
stroom I
van de frequentieomvormer.
M,N
NB
Een installatie waarbij kabels worden aangesloten
op een gezamenlijke verbinding zoals aangegeven
in Afbeelding 2.8 wordt alleen aanbevolen bij korte
kabels (max. 10 m).
Als motoren parallel zijn aangesloten, kan
1-29 Autom. aanpassing motorgeg. (AMA) niet
worden gebruikt.
VOORZICHTIG
In systemen met parallel aangesloten motoren kan het
thermo-elektronische relais (ETR) van de frequentieom-
vormer niet worden gebruikt als motorbeveiliging voor de
afzonderlijke motoren. Daarom zijn er extra motorbeveili-
gingen nodig, zoals thermistoren in iedere motor of aparte
thermische relais (stroomonderbrekers zijn niet geschikt als
beveiliging).
Afbeelding 2.8 Parallelle aansluiting van motoren
Als de motorvermogens sterk verschillen, kunnen er bij de
start en bij lage toerentallen problemen optreden. Dit komt
omdat de relatief hoge ohmse weerstand in de stator van
kleine motoren een hogere spanning vereist bij de start en
bij lage toerentallen.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave