Systeeminstellingen
p Wanneer de cursor voor de instelling van aan-tijd aan het
linkeruiteinde is geplaatst en de cursor voor de instelling van
uit-tijd op het rechteruiteinde is geplaatst, is de beschikbare
tijd voor de dimmer 24 uur.
p De tijdweergave van de afstelbalk voor de dimmerduur is
afhankelijk van de klokweergave-instelling.
Raadpleeg De datum en tijd instellen op bladzijde 46
Het beeld instellen
U kunt het beeld aanpassen voor iedere bron en de
achteruitkijkcamera.
BELANGRIJK
Omwille van veiligheidsredenen, mag u sommige van deze
functies niet gebruiken terwijl het voertuig in beweging is.
Om deze functies in te schakelen, moet u eerst op een veilige
plaats stoppen en de handrem aantrekken.
1 Geef het scherm weer dat u wilt instellen.
2 Geef het scherm "Systeem" weer.
Raadpleeg Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op
bladzijde 35
3 Raak [Beeld aanpassen] aan.
4 Raak het item aan om de aan te passen functie
te selecteren.
Helderheid:
Intensiteit van de zwartweergave instellen. (–24 tot +24)
Contrast:
Contrast instellen. (–24 tot +24)
Kleur:
Kleurintensiteit instellen. (–24 tot +24)
Tint:
De kleurtoon aanpassen (instellen welke kleur wordt bena-
drukt, rood of groen). (–24 tot +24)
Dimmer:
De helderheid van het beeldscherm aanpassen. (+1 tot +48)
Temperatuur:
De kleurtemperatuur aanpassen. Hiermee kunt u de witba-
lans verbeteren. (–3 tot +3)
p Bij sommige beelden kunt u Tint en Kleur niet aanpassen.
Als u [Achteruitzicht] of [2de camera] aantipt,
verandert de stand naar de geselecteerde came-
rastand. Door [Bron], [Navi] of [Apps] aan te
tippen, kunt u terugkeren naar de geselecteerde
stand.
5 Raak
,
,
,
aan om aan te passen.
38
p De aanpassingen van "Helderheid", "Contrast" en
"Dimmer" worden afzonderlijk opgeslagen wanneer de
koplampen van uw voertuig uit zijn (overdag) en aan zijn ('s
nachts).
p "Helderheid" en "Contrast" worden automatisch gescha-
keld, afhankelijk van het feit of de koplampen van het voer-
tuig aan of uit zijn.
p "Dimmer" kan worden gebruikt voor het wijzigen van de
instelling of de tijd om in of uit te schakelen.
Raadpleeg De dimmer instellen op bladzijde 37
p Het kan zijn dat beeldinstelling niet mogelijk is bij sommige
achteruitkijkcamera's.
p De inhoud van de instellingen kan afzonderlijk worden
onthouden.
De firmwareversie weergeven
1 Geef het scherm "Systeem" weer.
Raadpleeg Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op
bladzijde 35
2 Tip [Systeeminformatie] aan.
3 Raak [Firmware Informatie] aan.
Het scherm "Firmware Informatie" wordt weergegeven.
De openbronlicenties
weergeven
1 Geef het scherm "Systeem" weer.
Raadpleeg Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op
bladzijde 35
2 Tip [Systeeminformatie] aan.
3 Tip [Licence] aan.
De openbronlicenties van de functies van dit apparaat worden
weergegeven.
De firmware bijwerken
BELANGRIJK
Het USB-geheugenapparaat voor het bijwerken mag alleen
het juiste updatebestand bevatten.
Schakel dit product nooit uit en koppel het USB-geheu-
genapparaat nooit los terwijl de firmware wordt bijgewerkt.
De firmware kan alleen bijgewerkt worden wanneer het
voertuig stilstaat en de handrem is aangetrokken.
1 Download de bestanden voor het bijwerken van
de firmware.
2 Sluit een leeg (geformatteerd) USB-
geheugenapparaat aan op de computer, zoek
dan het juiste updatebestand en kopieer het
naar het USB-geheugenapparaat.
3 Sluit het USB-geheugenapparaat op dit pro-
duct aan.
4 Schakel de bron uit.
Raadpleeg Een bron selecteren op bladzijde 11
5 Geef het scherm "Systeem" weer.
Raadpleeg Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op
bladzijde 35
6 Tip [Systeeminformatie] aan.
7 Raak [Firmware Update] aan.
8 Raak [Verdergaan] aan om de gegevensover-
drachtmodus weer te geven.
p Volg de aanwijzingen op het scherm om het bijwerken van de
firmware te voltooien.
p Wanneer het bijwerken van de firmware is geslaagd, wordt
het product automatisch gereset.
p Als een foutbericht wordt weergegeven op het scherm, raakt
u het beeldscherm aan en voert u de bovenstaande stappen
opnieuw uit.