Nederlands
(vertaling)
Ventilatieopeningen moeten worden vrijgehouden en de
in de maatbladen voorgeschreven minimumafstanden
moeten worden aangehouden, zodat de stroom van de
koellucht niet nadelig wordt beïnvloed. Er dient voor te
worden gezorgd dat het uitgeblazen, warme koelmedium
niet opnieuw wordt aangezogen.
Wanneer het aseinde naar boven is gericht, moet ter
plekke het binnendringen van vloeistoffen langs de as
verhinderd worden!
De spie in het aseinde is door de asbe-
schermhuls alleen voor transport en opslag
beveiligd, het inbedrijfstellen c.q. proefdraai-
en met alleen de door de asbeschermhuls
beschermde spie is ten strengste verboden.
De spie kan wegslingeren.
Voor het aanbrengen van overdrachtselementen (zoals
koppelingen, rondsels of riemschijven) moet het daarvoor
geschikte gereedschap worden gebruikt, of het te beves-
tigen deel moet worden verwarmd. Voor het aanbrengen
beschikken de aseinden over centreringen met schroef-
draadgaten conform DIN 332 deel 2. Het is verboden om
overdrachtselementen op de as te slaan, omdat hierdoor
de as, lagers en andere delen van de motor kunnen
worden beschadigd.
Alle op het aseinde te monteren elementen moeten
overeenkomstig het balanssysteem van de motor (hele
of halve spie) zorgvuldig dynamisch worden uitgebalan-
ceerd. De rotors van zijn met halve spie uitgebalanceerd;
dit wordt op het typeplaatje met de letter H achter het
motornummer aangegeven. Motoren met de letter F ach-
ter het motornummer zijn met hele spie uitgebalanceerd.
De motoren moeten, indien mogelijk, trillingsvrij worden
opgesteld. Bij motoren in een trillingsarme uitvoering
moeten de specifieke aanwijzingen in acht worden
genomen. De gebruiker moet na afloop van de montage
voor de bescherming van bewegende delen zorgen en
de bedrijfsveiligheid garanderen.
Bij directe koppeling met de aangedreven machine
moet deze exact worden uitgerlijnd. De assen van beide
machines moeten in lijn zijn. De ashoogte moet met
geschikte hulpstukken aan de aangedreven machine
worden aangepast.
Riemoverbrengingen belasten de motor door rela-
tief grote radiale krachten. Bij de afmetingen van de
riemoverbrengingen moet naast de voorschrifen en
berekeningsprogramma's van de riemfabrikant worden
gecontroleerd of de conform onze gegevens toegestane
radiale kracht op het aseinde van de motor niet wordt
overschreden door riemspanning en -voorspanning. Met
name bij de montage moet de riemvoorspanning correct
volgens de voorschriften van de fabrikant van de riem
worden ingesteld.
Door het gebruik van cilinderrollagers ("Versterkte
Lagering", VL) kunnen relatief grote radiale krachten of
massa's op het motoraseinde worden opgevangen. De
minimale radiale kracht op het aseinde moet een kwart
van de toegelaten radiale kracht bedragen. De toege-
laten aseindebelasting moet in acht worden genomen.
De waarden kunnen worden afgelezen in de tabellen en
diagrammen in de constructieve selectiegegevens.
03.2019
Een onderschrijding van de minimale radiale
kracht kan binnen enkele uren leiden tot
schade aan de lagers. Testen in onbelaste
toestand mogen slechts kort duren.
De schroefdraadboringen bij de in de tabel vermelde
flenstypes zijn doorvoerboringen (uitvoeringsvorm
IM B14, IM B34).
Om beschadigingen van de wikkelkop van de motor-
wikkeling te vermijden, dienen maximaal toegelaten
inschroefdiepten in overeenstemming met de hierna
volgende tabel in acht genomen te worden.
Flenstype
Ouder flenstype
volgens EN
50347
FT65
FT75
FT85
FT100
FT115
FT130
FT165
FT215
Indien er een motor in de uitvoeringsvorm IM B34
zonder flensaanbouw gebruikt wordt, moet de gebruiker
geschikte maatregelen aan de doorvoerboringen ter
vrijwaring van de veiligheidsgraad doorvoeren.
9. Isolatietest en vet-/lagers vervangen
Bij de eerste inbedrijfstelling en met name na een
langere opslagperiode moet de isolatieweerstand van
de wikkeling tegen massa en tussen de fasen worden
gemeten. De test moet met de voorgeschreven span-
ning, minstens echter met 500 V worden uitgevoerd.
Bij de klemmen treden tijdens en direct na
de meting gevaarlijke spanningen op; de
klemmen in geen geval aanraken. De bedie-
ningshandleiding van de isolatiemeetappara-
tuur raadplegen!
Afhankelijk van de nominale spanning U
een wikkelingstemperaruur van 25°C de onderstaande
minimumwaarden worden aangehouden:
Nominaal vermogen
P
in kW
N
1 < P
≤ 10
N
10 < P
≤ 100
N
100 < P
N
4
Inschroefdiepte
volgens
in mm
DIN 42948
C80
6,5
C90
8
C105
8,5
C120
8
C140
10
C160
10
C200
12
C250
12
moeten bij
N
Isolatieweerstand in
relatie tot nominale
spanning in kΩ/V
6,3
4
2,5
68238 01