8 Aanpassing aan de CV-installatie
8.1
Activering van de diagnosecodes
In de Diagnosemodus hebt u de mogelijkheid om parame-
treringen voor complexe installaties uit te voeren.
Menu → Installateurniveau → Diagnose menu
Met behulp van de parameters, die in het overzicht diagno-
secodes als instelbaar gemarkeerd zijn, kunt u het toestel
aan de configuratie van de installatie en de wensen van de
klant aangepast worden.
▶
Druk voor het wijzigen van de diagnosecodes op
.
▶
Om de te wijzigen parameter te selecteren, drukt u op
(Selectie).
▶
Druk voor het wijzigen van de actuele instelling op
.
▶
Bevestig met Ok.
8.2
CV-deellast instellen
De maximale CV-deellast van het toestel kan aan de verwar-
mingsvraag van de installatie aangepast worden. Gebruik
het punt D.000 om een waarde in te stellen die met het toe-
stelvermogen in kW overeenkomt.
8.3
Pompnalooptijd en pompmodus instellen
Onder D.001 kunt u de pompnalooptijd instellen (fabrieksin-
stelling 5 min.).
Onder D.018 kunt u de pompmodi Eco of comfort instellen.
Bij comfort wordt de interne pomp ingeschakeld als de ver-
warmingsaanvoertemperatuur niet op Verwarming uit staat
(→ gebruiksaanwijzing) en de warmteaanvraag via een ex-
terne thermostaat vrijgeschakeld is.
Eco (fabrieksinstelling) is zinvol om bij erg geringe warmte-
behoefte en grote temperatuurverschillen tussen gewenste
waarde warmwaterbereiding en gewenste waarde CV-be-
drijf de restwarmte na een warmwaterbereiding af te voe-
ren. Hierdoor vermijdt u dat woonruimtes te weinig verwarmd
worden. Bij warmtevraag wordt de pomp na verstrijken van
de nalooptijd elke 25 minuten gedurende 5 minuten inge-
schakeld.
8.4
Maximale aanvoertemperatuur instellen
Onder D.071 kunt u de maximale aanvoertemperatuur voor
het CV-bedrijf instellen (fabrieksinstelling 75 °C).
8.5
Retourtemperatuurregeling instellen
Bij aansluiting van het product aan een vloerverwarming kan
de temperatuurregeling onder D.017 van aanvoertempera-
tuurregeling (fabrieksinstelling) op retourtemperatuurregeling
omgeschakeld worden.
26
8.6
Branderwachttijd
8.6.1
Branderwachttijd instellen
Om het frequent in- en uitschakelen van de brander en hier-
door energieverlies te vermijden, wordt steeds na het uit-
schakelen van de brander voor een bepaalde tijd een elek-
tronische herinschakelblokkering geactiveerd. U kunt de
branderwachttijd aan de omstandigheden van de CV-in-
stallatie aanpassen. De branderwachttijd is alleen voor de
CV-functie actief. De warmwaterfunctie wordt tijdens een lo-
of
pende branderwachttijd niet beïnvloed door de tijdsinstelling.
Onder D.002 kunt u de branderwachttijd instellen (fabrieks-
instelling: 20 min.). De effectieve branderwachttijden afhan-
kelijk van de gewenste aanvoertemperatuur en de maximaal
ingestelde branderwachttijd kunt u in de volgende tabel te-
of
rugvinden:
T
Ingestelde maximale branderwachttijd [min]
aanvoer
(ge-
wenst)
1
[°C]
30
2,0
35
2,0
40
2,0
45
2,0
50
2,0
55
2,0
60
2,0
65
2,0
70
2,0
75
2,0
T
Ingestelde maximale branderwachttijd [min]
aanvoer
(ge-
wenst)
35
[°C]
30
29,0
35
25,5
40
22,5
45
19,5
50
16,5
55
13,5
60
10,5
65
7,0
70
4,0
75
1,0
Aanwijzing
De resterende branderwachttijd na een regel-
uitschakeling tijdens het CV-bedrijf kunt u onder
D.067 oproepen.
8.6.2
Resterende branderwachttijd terugzetten
Mogelijkheid 1
Menu → Reset tijdvertraging
Op het display verschijnt de actuele branderwachttijd.
Installatie- en onderhoudshandleiding ecoCOMPACT 0020201891_00
5
10
15
20
4,0
8,5
12,5
16,5
4,0
7,5
11,0
15,0
3,5
6,5
10,0
13,0
3,0
6,0
8,5
11,5
3,0
5,0
7,5
9,5
2,5
4,5
6,0
8,0
2,0
3,5
5,0
6,0
1,5
2,5
3,5
4,5
1,5
2,0
2,5
2,5
1,0
1,0
1,0
1,0
40
45
50
33,0
37,0
41,0
45,0
29,5
33,0
36,5
40,5
26,0
29,0
32,0
35,5
22,5
25,0
27,5
30,5
18,5
21,0
23,5
25,5
15,0
17,0
19,0
20,5
11,5
13,0
14,5
15,5
8,0
9,0
10,0
11,0
4,5
5,0
5,5
6,0
1,0
1,0
1,0
1,0
25
30
20,5
25,0
18,5
22,0
16,5
19,5
14,0
17,0
12,0
14,0
10,0
11,5
7,5
9,0
5,5
6,5
3,0
3,5
1,0
1,0
55
60
49,5
44,0
38,5
33,0
28,0
22,5
17,0
11,5
6,5
1,0