Pantera 4504 CP plus BAG0230.4 06.22
•
Bij gemiddelde windsnelheden van meer dan 5 m/sec. (bladeren
en takjes bewegen) niet meer spuiten.
Schakel de spuitbomen alleen tijdens het rijden in en uit om
•
overdoseringen te vermijden.
Vermijd overdoseringen door overlappingen bij niet exact
•
aansluitend rijden van het ene spuitspoor naar het andere en/of
bij het keren op de wendakker met ingeschakelde spuitbomen!
•
Controleer bij het spuiten permanent het werkelijke
spuitvloeistofverbruik in verhouding tot het te behandelen
oppervlak.
Kalibreer de doorstromingsmeter bij afwijkingen tussen de
•
werkelijke en de weergegeven dosering.
Kalibreer de trajectsensor (impulsen per 100 m) bij afwijkingen
•
tussen het werkelijke en het aangegeven traject, zie
bedieningshandleiding bedieningsterminal .
•
Reinig absoluut het zuigfilter, de pomp, de armatuur en de
spuitleidingen bij onderbreking van het spuiten door slechte
weersomstandigheden.
•
Spuitdruk en spuitdopgrootte beïnvloeden de druppelgrootte en
het uitgespoten vloeistofvolume. Hoe hoger de spuitdruk, des te
kleiner de druppeldiameter van de uitgespoten spuitvloeistof. De
kleinere druppeltjes zijn aan een versterkte, ongewenste drift
onderhevig!
Wordt de spuitdruk verhoogd, dan stijgt ook de dosering.
•
Wordt de spuitdruk verlaagd, dan daalt ook de dosering.
•
•
Wordt de rijsnelheid bij gelijke spuitdopgrootte en gelijkblijvende
spuitdruk verhoogd, dan daalt de dosering.
Wordt de rijsnelheid bij gelijke spuitdopgrootte en gelijkblijvende
•
spuitdruk verlaagd, dan stijgt de dosering.
Rijsnelheid en pompaandrijftoerental zijn over een groot bereik
•
vrij instelbaar door de automatische oppervlakspecifieke regeling
van de dosering.
Toepassing van de veldspuit
187