Toepassing van de veldspuit
12.2
Spuitvloeistoftank vullen via drukaansluiting
Bijzondere aanwijzingen voor het spuiten
186
Controleer de veldspuit door de afgifte te meten
•
voor de begin van het seizoen
ο
bij afwijkingen tussen de werkelijk weergegeven spuitdruk
ο
en de volgens de spuittabel vereiste spuitdruk.
•
Bepaal voor het spuiten de vereiste dosering exact aan de hand
van de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het
gewasbeschermingsmiddel.
→
Voer de vereiste dosering (gewenste hoeveelheid) voor het
spuiten in de bedieningsterminal in.
Neem de vereiste dosering [l/ha] bij het spuiten exact in acht,
•
zodat u een optimaal behandelingssucces bereikt.
ο
om onnodige milieubelastingen te vermijden.
ο
Kies het vereiste spuitdoptype voor het spuiten uit de spuittabel
•
– rekening houdende
ο
met de gewenste rijsnelheid
ο
de vereiste dosering en
ο
het vereiste druppelspectrum (fijn, middel of grof) voor het
uitvoeren van de bespuiting met het in te zetten
gewasbeschermingsmiddel.
→
Zie hiervoor hoofdstuk "Spuittabellen voor spleetdoppen,
antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen", op pagina 277.
Kies het vereiste spuitdopformaat voor het spuiten uit de
•
spuittabel – rekening houdende
ο
met de gewenste rijsnelheid
ο
de vereiste dosering en
ο
de gewenste spuitdruk.
→
Zie hiervoor hoofdstuk "Spuittabellen voor spleetdoppen,
antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen", op pagina 277.
Kies een lage rijsnelheid en een lage spuitdruk om drift te
•
voorkomen!
→
Zie hiervoor hoofdstuk "Spuittabellen voor spleetdoppen,
antidriftdoppen, luchtinjectie- en airmixdoppen", op pagina 277.
Neem bijkomende maatregelen voor het verminderen van de
•
drift bij windsnelheden van 3 m/s (zie hiervoor hoofdstuk
"Maatregelen ter vermindering van drift", pagina 189)!
Pantera 4504 CP plus BAG0230.4 06.22