17.2
Onderstation en primair circuit
Extra informatie planningsdocumentatie Control 8000 aanhouden.
Het primair circuit waarborgt de voeding van een onderstation. De pri-
maire circulatiepomp blijft in bedrijf, zolang één of meerdere verbruikers
van het onderstation warmtevraag hebben. Dat gebeurt onafhankelijk
van de grootte van de warmtevraag en zolang de toestelbeveiligingsvoor-
waarden niet het uitschakelen van de pomp noodzakelijk maken. het pri-
maire circuit kan op meerdere manieren worden uitgevoerd:
Functies primair circuit naar onderstation
Bij toepassing van de regelaar Control CC 8311 of Control CC 8311 zijn
de volgende functies in het onderstation respectievelijk het primaire cir-
cuit bruikbaar.
Voormengfunctie: elk primair circuit kan als optie voor het verminderen
van de warmteverliezen zijn uitgevoerd met een mengmodule (hydrauli-
sche configuratie = Pomp/sensor/mengmodule). Deze voormengfunc-
tie regels via de sensor FZ/FV automatisch op de gewenste waarde van
het onderstation.
Compensatie van warmteverliezen: deze functie kan worden gebruikt
om temperatuurverliezen in toevoerleidingen tussen de verwarmings-
centrale en onderstations te compenseren. De daarvoor benodigde aan-
voertemperatuursensor FZ in het onderstation registreert het
temperatuurverlies in vergelijking met de ingestelde temperatuur van
het onderstation. De hoogte van het temperatuurverlies moet als offset
bij de temperatuurvraag van het onderstation aan het cv-toestel wordt
opgeteld (fabrieksinstelling: 10 K, Hydraulische configuratie > Com-
pensatie warmteverliezen > Maximale compensatie warmteverlie-
zen).
Vermogensbegrenzing (lastuitschakeling): de vermogensbegrenzing
werkt in op de verbruikers die zijn aangesloten op het onderstation: wan-
neer de werkelijke waarde aan sensor FZ duidelijk lager is dan de ge-
wenste waarde (6 K), stoppen bij ongemengde cv-circuits de cv-
pompen. Bij menggroepen worden de mengmodules gesloten. Bij bena-
dering van de gewenste waarde (4 K) schakelen de pompen weer in, res-
pectievelijk de mengkranen openen weer. De mengmodule blijft
gedurende de vermogensbegrenzing gesloten. De vermogensbegren-
zing wordt opgeheven wanneer de sensor FZ de gewenste waarde be-
reikt of wanneer na 30 minuten (fabrieksinstelling) op sensor FZ de
gewenste waarde niet is bereikt. In dit geval wordt de storingsmelding
"Installatie blijft koud" op de bedieningsunit getoond. De vermogensbe-
grenzing wordt opgeheven, de pomp in het ongemengde cv-circuit draait
en de mengmodule start in het gemengde cv-circuit met normaal regel-
bedrijf.
CV-bedrijf bij communicatieverlies: tijdens verlies van de communica-
tie tussen de master en het onderstation, stelt de master zelfstandig voor
de voeding van het onderstation een vast instelbare gewenste aanvoer-
temperatuur ter beschikking (alleen variant 3, cv-centrale en onderstati-
on ( afb. 33), fabrieksinstelling: 50 °C). Het communicatieverlies
wordt als storingsmelding uitgestuurd.
Masterregelaar als onderstation, geen toestelregeling door
Control 8000
De aansluitklem BR Mod (CC 8311) is bedoeld in een onderstation zon-
der toestelaansturing (adres "0") als 0...10 V-uitgang voor de gewenste
waarde uit het onderstation.
Control 8311 – 6720854595 (2022/07)
Informatie over het hoofdmenu moduleconfiguratie
FZ
2
1
Afb. 28 Variant 1: externe warmtebron met circulatiepomp, vermogens-
begrenzing en compensatie warmteverliezen via FZ
[1]
Externe warmtebron met eigen circulatiepomp (aangestuurd door
externe warmtebron)
[2]
CC 8311, (Adres "0" met 1 × FM-MM: masterregelaar als onder-
station, met sensor (FZ nodig), geen toestelregeling)
PK
FZ
2
1
Afb. 29 Variant 2: externe warmtebron zonder circulatiepomp, vermo-
gensbegrenzing en compensatie warmteverliezen via FZ
[1]
Externe warmtebron zonder circulatiepomp (aangestuurd door
regelaar)
[2]
CC 8311, (Adres "0" met 1 × FM-MM: masterregelaar als onder-
station, met pomp (pomp PK en sensor FZ nodig), geen toestelre-
geling)
FA
HK1
0010029551-001
FA
HK1
1FV
0010029552-001
53