Instellingen in het menu van de alternatieve warmtebron
▶ Alternatieve warmtebron op Aan instellen en Opslaan aantikken.
▶ Toestelidentificatie (unit-ID) met de instellingen van de WKK verge-
lijken en indien nodig instellen.
▶ WKK-type instellen en Opslaan aantikken.
▶ Overige instellingen uitvoeren en Opslaan aantikken.
▶ Door de WKK overgedragen waarden in het menu Monitorgegevens
op plausibiliteit en correcte aansturing controleren.
5.7
Aansluiting op andere regelaars van de serie Control
8000 of op een netwerk
De aansluitmogelijkheden worden in hoofdstuk 4, pagina 9 en hoofd-
stuk 22, pagina 63 weergegeven.
5.8
Aansluiten van functiemodules
Netspanning
Bij modules die op insteekplaatsen 1 ... 4 gemonteerd worden, moet de
230 V-voedingsspanning door een steekverbinding op de netmodule ge-
garandeerd worden. Modules onder elkaar worden via andere steekver-
bindingen van elektrische spanning voorzien.
Als de module of de 230 V-onderdelen niet van elektrische spanning
voorzien worden (bijvoorbeeld omdat de steekverbinders niet ingesto-
ken zijn), worden de aan deze module toegewezen bestanddelen niet in-
geschakeld (bijvoorbeeld pompen). Deze storing is niet op de
bedieningsunit zelf zichtbaar, omdat de weergave en de regelingsfunc-
ties onafhankelijk van de 230-V-spanning werken.
5.8.1
Functiemodule FM-AM (bijkomende uitrusting)
Er is een module FM-AM nodig om een alternatieve warmtebron (WKK,
warmtepomp, pelletketel, stukhoutketel ...) te besturen en te regelen.
De module FM-AM wordt standaard in de masterregelaar ingebouwd. Als
de module in de masterregelaar met adres 0 ingebouwd wordt, werkt
deze voor alle aangesloten warmtebronnen.
Wanneer de module in een slave-regelaar is ingebouwd, werkt deze al-
leen voor de verbruikers/warmtebronnen, die door deze regelaar wor-
den aangestuurd. Deze werkt niet voor de verbruikers/warmtebronnen,
die door andere regelaars worden aangestuurd.
Voor cascaden is een CO-melder met potentiaalvrij contact nodig, die bij
het vrijkomen van CO een alarm geeft en de cv-installatie uitschakelt.
5.8.2
FM-CM (Bijkomende uitrusting)
Voor het regelen van installaties met meerdere warmtebronnen (casca-
des) is een FM-CM-module (cascademodule) nodig. De beschrijving van
deze functie vindt u in de technische documentatie van de module.
De moduleFM-CM heeft geen netspanningsuitgang. Daarom en om de
nummering van het cv-circuit niet te onderbreken, moet het op
insteekplaats 4 (helemaal rechts) gemonteerd worden.
Bij gebruik van meerdere cascademodules is een uitrusting vanaf rechts
optimaal. De systeem-aanvoertempertuursensor (FVS) moet daarbij al-
tijd op de linker cascademodule worden aangesloten.
Bij meerdere regelaars moet de FM-CM in de masterregelaar met
adres 0 ingebouwd worden.
5.8.3
Functiemodule FM-MM (bijkomende uitrusting)
De module FM-MM regelt 2 onderling onafhankelijke menggroepen. De
module kan meerdere malen in de regelaar gebruikt worden. De functies
van de module worden via het display geselecteerd en ingesteld.
De functies en parameters die ingesteld kunnen worden, worden in de me-
nustructuur van de regelaar beschreven ( Hoofdstuk 10, pagina 25).
Control 8311 – 6720854595 (2022/07)
5.8.4
Functiemodule FM-MW (bijkomende uitrusting)
De module FM-MW regelt een gemengd/niet-gemengd cv-circuit en een
warmwatervoorziening. De functies van de module worden via het dis-
play geselecteerd en ingesteld.
De instelbare functies en parameters worden in de menustructuur van de
regelaar beschreven ( Hoofdstuk 10, pagina 25).
Montage
De module kan één keer per regelaar worden gebruikt. Met de basisfunc-
tie Warmwaterbereiding (centrale module ZM) en de module FM-MW zijn
twee warmwatersystemen mogelijk.
5.8.5
Functiemodule FM-RM (bijkomende uitrusting)
De module FM-RM maakt de montage van onderdelen (bijv. koppelrelais,
modem) op een rail mogelijk.
Montage
Ze kan uitsluitend op de insteekplaats C gemonteerd worden.
De maximale bouwhoogte van de bestanddelen bedraagt 60 mm. De
maximale aansluitspanning bedraagt 230 V.
5.8.6
Functiemodule FM-SI (bijkomende uitrusting)
De functiemodule FM-SI dient voor de integratie van externe veiligheids-
voorzieningen in de cv-installatie of in de systeemregeling. Er kunnen
maximaal vijf veiligheidsinrichtingen worden aangesloten. Bij de integra-
tie in de systeemregeling gebeurt de storingsanalyse via de regelaar.
Voorbeelden voor externe veiligheidsinrichtingen:
• Beveiliging tegen watertekort
• Drukbegrenzer (minimale/maximale druk)
• Bijkomende veiligheidstemperatuurbegrenzer (veiligheidstempera-
tuurbegrenzer)
Montage
De veiligheidsmodule mag uitsluitend op insteekplaats 1 gemonteerd
worden. Een andere sleuf door verlenging van de aansluitkabel is niet
toegestaan.
De module mag bij warmtebronnen met sturing via de EMS-aansluiting
( afb. 4, [4], pagina 9) niet worden gebruikt.
De aansluitingen van de module FM-SI vormen met de aansluitklemmen
SI 17/18 op de module ZM een ontkoppeld veiligheidscircuit.
Bij de aansluiting van veiligheidsinrichtingen op module FM-SI moeten
de volgende uitgangspunten worden aangehouden:
▶ Gebruik alleen potentiaalvrije verbreekcontacten.
▶ Overbrug niet-bezette uitgangen van de veiligheidscircuitmodule.
▶ Sluit geen veiligheidscontacten parallel aan.
De aansluitklemmen SI 17/18 van de module ZM zijn ten opzichte van de
brander ontkoppeld. Bij de aansluiting van de FM-SI stroomt via het vei-
ligheidscircuit slechts een stroom van 5 mA.
Warmtebron met connector
▶ Sluit de veiligheidsinrichtingen of een neutralisatiesysteem op de
module FM-SI aan.
▶ Sluit ongebruikte SI-ingangen met een brug.
Bij gebruik van een neutralisatiesysteem:
▶ Sluit het neutralisatiesysteem op de ingang SI1 aan.
EMS-warmtebron
Het gebruik van de FM-SI bij EMS-warmtebronnen is niet toegestaan, als
de warmtebron via de EMS-aansluitklem ( afb. 5.4, [4], pagina 9)
aangesloten is.
▶ Sluit externe veiligheidsinrichtingen direct aan de regeling van de
warmtebron (aansluitklem SI 17, 18) aan.
Installatie
11