Parkeren
Parkeer op een stevige, horizontale
●
ondergrond.
Als u op een helling of onverhard terrein moet
●
parkeren, parkeer het voertuig dan zodanig dat
dit niet kan wegrollen of omvallen.
Zorg ervoor dat hete onderdelen niet in
●
contact kunnen komen met ontvlambare
materialen.
Raak de motor, geluiddemper, remmen en
●
andere hete onderdelen niet aan voordat ze
zijn afgekoeld.
Om de kans op diefstal te verkleinen, moet u
●
altijd het stuur vergrendelen (
Honda SMART Key meenemen als u uw
voertuig achterlaat.
Deactiveer het Honda SMART Key-systeem
indien nodig.
BLZ. 105
2
Het gebruik van een antidiefstalvoorziening
wordt ook aanbevolen.
#
Parkeren op de zijstandaard
1.
2.
3.
4.
5.
BLZ. 102) en de
2
Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Zet de motor uit.
Klap de zijstandaard omlaag.
Laat het voertuig langzaam naar links leunen totdat
het volle gewicht op de zijstandaard steunt.
Draai het stuur volledig naar links.
Het draaien van het stuur naar rechts
u
reduceert de stabiliteit en kan tot gevolg
hebben dat het voertuig omvalt.
Vergrendel het stuur.
BLZ. 102
2
Loop vervolgens bij uw voertuig weg en neem
de Honda SMART Key mee. Deactiveer het
Honda SMART Key-systeem indien nodig.
BLZ. 105
2
Vervolg
17