11.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn
11.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet
11.1.2 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling
FAA71+100BUV1B
Split-systeem airconditioners
4P654517-1 – 2021.03
Storing
Het systeem werkt, maar
koelt of verwarmt
onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande
punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de
volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer)
en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
▪
De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop van de
gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het
systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen,
start de airconditioner pas 5 minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze
vertraging wordt ook toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de
bedrijfsstand.
▪
Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld. Wacht één
minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor de
ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het verwarmen de
ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil en gaat de ventilator van de
binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit voorkomt dat koude lucht rechtstreeks
op de personen in de kamer wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet
wanneer u op de knop drukt.
11
Opsporen en verhelpen van storingen
|
Maatregel
▪
Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van de
buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is.
Verwijder eventuele obstakels en zorg voor
voldoende ventilatie.
▪
Controleer of het luchtfilter niet verstopt is (zie
"10.2.3 Luchtfilter
reinigen" [
▪
Controleer de temperatuurinstelling.
▪
Controleer de instelling van de ventilatorsnelheid
op uw gebruikersinterface.
▪
Controleer of er geen deuren of ramen openstaan.
Sluit alle deuren en ramen om te voorkomen dat
er wind binnenkomt.
▪
Controleer of er niet te veel mensen aanwezig zijn
in de kamer tijdens het koelen. Controleer of de
warmtebron in de kamer niet te groot is.
▪
Controleer of er geen rechtstreeks zonlicht in de
kamer schijnt. Gebruik gordijnen of jaloezieën.
▪
Controleer of de luchtstroomhoek goed is.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
36]).
41