Inbouw
Algemene montagehandleiding
5.2 Veiligheidsinstructies voor de mon-
tage
Scherpe randen, scherpe hoeken en dunwandig
plaatwerk
VOORZICHTIG!
Verwondingsgevaar aan scherpe randen en dun-
wandig plaatwerk!
Scherpe randen, scherpe hoeken en dunwandig
plaatwerk kunnen schaaf- en/of snijwonden aan de
huid veroorzaken.
–
Alle werkzaamheden voorzichtig uitvoeren
–
Draag werkhandschoenen, veiligheidsschoenen
en een veiligheidshelm.
5.3 Algemene montagehandleiding
AANWIJZING!
Risiko van beschadiging van de brandklep
–
De brandklep bij de montage tegen vervuiling of
beschadigingen beschermen.
–
De openingen en signaleringseenheid door
middel van afdekken (bv. middels folie) tegen
mortel en water beschermen.
–
De transport- en montagebescherming (indien
aanwezig) mag eerst na de inbouw verwijderd
worden.
Bediening, elektrische motor en inspectieopening
moeten voor inspectie en onderhoudswerkzaam-
heden toegankelijk blijven.
Krachten die op de behuizing inwerken, kunnen
functiestoringen aan de brandklep tot gevolg
hebben. Dit moet bij de inbouw en het aansluiten
van het kanaal verhinderd worden. Aan band-
kleppen mogen alleen torsievrij gemonteerde lucht-
kanalen van brandbare of niet brandbare materialen
aangesloten worden.
Voor het inbouwen: een functiecontrole van de
brandklep uitvoeren en de brandklep sluiten.
160 .
Het plakband op het inbouwdeel mag NIET worden
verwijderd.
Vochtigheid en condens in resp. op de brandklep
moet voorkomen worden.
Hogere eisen ten aanzien van corrosiebestendig-
heid kunnen gerealiseerd worden met de uitvoe-
ringen roestvast staal of een gepoedercoate behui-
zing en extra een geïmpregneerd klepblad.
Bij de inbouw van de FKRS-EU is de stabilteit van
de draagconstructie (wand / plafond), ook in geval
van brand bouwkundig te waarborgen.
22
Voorzover bij betreffende inbouwdetails niet anders
vermeld:
–
gebeurt de inbouw van elke brandklep in een
separate sparing. De afstand tussen twee
brandkleppen is ≥ 200 mm.
–
bedraagt de afstand tot dragende delen
≥ 75 mm.
–
mogen maximaal twee brandkleppen in één
sparing gemonteerd worden.
–
mogen brandkleppen nat ingebouwd met een
afstand ≥ 40 mm gemonteerd worden tot brand-
werend beklede: stalen balken, houten balken of
houten plafonds
Worden meerdere brandkleppen aan een gemeen-
schappelijk luchtkanaal bediend, dan moet er
gezorgd worden, dat bij het sluiten van één brand-
klep de maximale toelaatbare aanstroomsnelheid in
de nog geopende brandkleppen niet overschreden
wordt. Dit moet gewaarborgd worden, b.v. door het
afschakelen van de ventilator of onderling vergren-
delen bij een uitvoering met een veerretourmotor.
Voor het beperken van krachten door uitzetten van
het luchtkanaal en vervormen van de wand advi-
seren wij de kanalen aan te sluiten met flexibele ver-
bindingen bij:
–
Flexibele wanden
–
Lichte schachtwanden
–
Montage in steenwolpakket en brandwerend
steenpakket HILTI CFS-BL
De elastische aansluitingen moeten daarbij zo inge-
bouwd worden, dat trek- en schuifkrachten opge-
vangen kunnen worden. Als alternatief kunnen ook
flexibele luchtkanalen gebruikt worden.
Luchtkanalen moeten zo aangelegd worden, dat in
geval van brand deze geen aanzienlijke krachten op
de brandklep kunnen uitoefenen. Dit kan ook door
bochten schuifstukken of door knikken van het
kanaal bereikt worden. De verschillende nationale
regelgevingen daarbij moeten nageleefd worden.
Voor onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
moeten de brandkleppen inwendig toegankelijk zijn.
Hiervoor hebben de brandkleppen serie FKRS-EU
een inspectieopening, dat met een rubber dop afge-
sloten is
Ä
kan het noodzakelijk zijn, extra inspectieopeningen
in de aangesloten luchtkanalen te maken.
Alternatief voor de inspectie-opening adviseren wij
het luchtkanaal aan te sluiten met flexibels (met een
slangenklem) of schuifverbinding.
Dragende constructiedelen
Massieve vloeren en betonbalken evenals dragende
massieve wanden worden dragende constructie-
delen genoemd.
Brandklep Serie FKRS-EU
Ä 15 . Afhankelijk van de inbouwsituatie