Volg de volgende instructies om de juiste werking van elke pomp op de machine te garanderen:
Controleer voor het starten of de pomp-as vrij kan draaien, zonder mechanische belemmeringen.
Het is verboden de pomp droog, ongevuld en onder het minimale nominale waterdebiet te laten
draaien.
Het is verboden de pomp te gebruiken met gesloten afsluiters, zuigzijde en perszijde.
Het is verboden de pomp te gebruiken in geval van cavitatie.
Het is verplicht om het hydraulisch circuit correct te vullen en te ontluchten alvorens de pomp te star-
ten.
7.5 Minimale waterinhoud van de installatie
De compressoren kunnen met tussenpozen draaien; dit komt omdat de hoeveelheid koelvermogen die door het
systeem wordt vereist, over het algemeen niet dezelfde is als die welke door de machine wordt geleverd.
Omdat het aantal starts en stops van de compressoren bepalend is voor de levensduur, is een minimale sys-
teeminhoud nodig. Deze is te berekenen als:
V
= P
x A
min
tot
Waarbij V
de systeeminhoud is
min
en P
het vermogen van de warmtepomp
tot
Met A = 5 wordt de compressor beschermd
Met A = 20 wordt een betere efficiëntie bereikt
7.6 Waterdebiet
Het nominale waterdebiet heeft betrekking op een thermische gradiënt van 5°C tussen de inlaat en uitlaat.
Het maximale waterdebiet verwijst naar een thermische gradiënt van 4°C: een hogere flow kan een te grote
drukval veroorzaken en het risico op schade aan de verdamper veroorzaken.
Het minimaal toegestane debiet is dat met een thermisch verschil van 5°C. Lagere debietwaarden kunnen lei-
den tot te hoge condensatietemperaturen, wat kan leiden tot het ingrijpen van veiligheidsinrichtingen en het uit-
schakelen van het apparaat.
7.7 watersamenstelling
Opgeloste stoffen in het water kunnen corrosie in de warmtewisselaars veroorzaken. Het is verplicht om te con-
troleren of de waterparameters voldoen aan deze tabel:
Totale hardheid
Langelier-index
pH
Elektrische geleidbaarheid
Organisch element
Waterstofcarbonaat (HCO
Sulfaten (SO
)
2-
4
Waterstofcarbonaat / Sulfa-
ten (HCO
-
/SO
2-
)
3
4
Chloriden (Cl
)
-
Nitraten (NO
-
)
3
Zwavelzuur (H
S)
2
Ammoniak (NH
)
3
Sulfieten (SO
), vrij chloor
3
(Cl
)
2
Kooldioxide (CO
)
2
Metaalkationen
Mangaanionen (Mn
++
IJzerionen (Fe
2+
, Fe
3+
IJzer + Mangaan
Fosfaten (PO
)
3-
4
Zuurstof
2,0 tot 6,0 °F
(1,0 – 3,5 °dH)
- 0,4 tot + 0,4
7,5 tot 8,5
10 tot 500 QS/cm
-
3-
)
70 tot 300 ppm
< 50 ppm
> 1
< 50 ppm
< 50 ppm
< 0,05 ppm
< 0,05 ppm
< 1 ppm
< 5 ppm
< 0,2 ppm
)
< 0,1 ppm
)
< 0,2 ppm
< 0,5 ppm
< 2 ppm
< 0,1 ppm
Bij gebruik van water dat niet aan de
criteria in de tabel voldoet, vervalt de
garantie per direct.
Het is van groot belang dat organische
stoffen in het water worden geëlimineerd.
Deze zouden door het filter kunnen gaan
en zich in de warmtewisselaars kunnen
nestelen, wat op termijn tot storing en/of
schade zou kunnen leiden.
19